“Daar gaat ge u toch niet aan laten vangen zeker?”
Twee vervaarlijk uitziende mannen, donker gekleed en voorzien van insignes van een security bedrijf, waren in gesprek. Eén man zat met zijn hoofd in zijn handen.
-Kijk, antwoordde hij, ze heeft mij gezegd dat ze hem niet graag ziet, dat het een vergissing was, en dat ik nog steeds de liefde van haar leven ben. Ze gaat onmiddellijk bij hem weg, ze was haar valies reeds aan het pakken.
De ander keek hem verbijsterd aan.
“Allez Nico. Dat meent ge toch niet. Dát gaat ge ze toch niet laten doen?!”
Nico keek langzaam op. Zijn hoofd bleef evenwel op zijn handen rusten, die hij nu tot vuisten had samengetrokken. Hij keek zijn kameraad aan.
-Zeg mij dan, Paul, wat ik zou moeten doen. Ik kan niet zonder haar. Ik heb het godverdomme geprobeerd.
Dat laatst kwam er dermate kalm en beheerst uit, dat Paul, zijn mond reeds geopend om Nico van antwoord te dienen, de kaken toch maar gedecideerd op elkaar klemde.