“DAAR! DAAR IS HIJ!” loeide de vrouw. Ze stevende recht op mij af, de wagon door, met in haar kielzog maar liefst drie controleurs. Ze waren waarschijnlijk reeds de halve trein doorgelopen op zoek naar de schuldige. Ik kromp ineen.
“Eerst heeft hij in mijn gat genepen, en dan heeft hij aan mijn borsten gevoeld. HIJ DAAR!”, en ze wees naar de man die, aan de andere kant van het gangpad, tegenover mij zat. Ik zat weer rechtop, maar de man keek haar met open mond aan, zich in het geheel niet bewust van het gevaar dat hem had bereikt.
PETS.
De weinige hoofden die zich nog niet naar het drama hadden gekeerd, draaiden zich nu vol verwachting in onze richting. De vrouw had zonet de man een draai rond zijn oren gegeven. Zijn krant was op de grond terecht gekomen, en zijn bril op de schoot van de man naast hem. Op zijn wang tekende zich langzaam de rode afdruk van haar hand af. Iedereen hield de adem in.
“KLOOTZAK!”
Ze probeerde opnieuw naar hem uit te halen, maar een van de controleurs, een anders goedlachs man met zwarte krullen (ik had hem al eerder gezien), slaagde erin haar hand te grijpen voor ze haar doel een tweede keer bereikte.
“LAAT MIJ LOS! LAAT MIJ GODVERDOMME LOS! IK VERMOORD HEM! VERKRACHTER!”
De drie controleurs, twee mannen en één vrouw, slaagden er met moeite in de vrouw in bedwang te houden. De man wist niet waar kruipen.
Geen van de medereizigers bewoog. Ook ik hield me stil, hoewel ik de vrouw bij het binnenkomen reeds had herkend. Hoe kon het ook anders, woensdag nog had ze tegen mijn schenen geschopt, en vruchteloos getracht mijn lid te doorboren.
De vrouw (M. uit B.) trachtte zich uit de grip van het drietal los te wrikken. “Mevrouw, als u niet kalmeert, zullen wij u moeten opsluiten.”
“LOOOOOOOOOOOOOOOS! LAAT! MIJ! LOS!”
Ze was erin geslaagd de man bij diens vest te grijpen, en de contoleurs, die hun krachten zagen afnemen, probeerden haar van hem weg te duwen. “Mevrouw, wij hebben u gewaarschuwd!” Uiteindelijk slaagden ze erin de vrouw in de toiletten op te sluiten, waar de vrouwelijke conducteur, door de deur heen, op haar probeerde in te praten. De sasdeur werd gesloten, maar wij konden de vrouw nog steeds horen.
De controleur met de zwarte krullen keerde terug, en richtte zich tot de ontstelde man. “Gaat het meneer?” De man was ondertussen lijkbleek geworden (waardoor de rode handafdruk nog beter zichtbaar was geworden), maar slaagde er niettemin in te knikken. “Kan u even meekomen alstublieft? Mijn collega verwittigt momenteel de politie, zij zullen ons in Gent op het perron opwachten.” Dat klonk helaas bekend; maar Gent was nog zo’n 15 minuten verwijderd.
Toen hij terugkwam, heb ik hem van mijn wedervaren met de vrouw verteld. De politie kan aan de hand van haar naam zeker de verhoorbladen terugvinden, zo verzekerde ik hem. Pas twee dagen geleden. Nee, ik gaf hem liever mijn naam niet.
Bij aankomst in Gent, heb ik nog eens bemoedigend naar hem geglimlacht, en heb me vervolgens rap uit de voeten gemaakt. De controleurs hielden de uitgang langs de toiletten versperd tot ze eerst de vrouw, een weinig gekalmeerd, door de politie hadden laten uitstappen. De man volgde gedwee.
Mooimooi! Ik zou volgend jaar ergens in de buurt van Antwerpen willen gaan werken (en wonen) om niet met de trein te hoeven gaan (of met de auto, whatever).
Maar ik moet eerlijk toegeven: je werkt mijn aversie van openbaar vervoer serieus weg!
Misschien toch maar iets zoeken dat wat verder ligt. Brussel of zo. Of Gent. Of iets.
Je méént het! En waarom kom ik nooit zoiets tegen… ?
Ook nog nooit tegengekomen. Hoewel, vorig jaar was ook even ‘close’. Ik zat in een coupé en er kwam een ietwat sjofele man bij mij zitten. De trein bleef staan en opeens zag ik vijf stoere, stevig bewapende agenten op het perron verschijnen. Enkele seconden later stappen ze op in mijn wagon. En toen werd het spannend: kordaat stapten ze op onze coupé af. “Wilt u met ons meekomen alstublieft?” Vroegen ze. “Wie? ikke?” slikte ik. “Neen, hij daar.”, was het antwoord.
Bleek de ander uiteindelijk een illegaal te zijn die het land moesten worden uitgezet.