Laat ik mijn captatio maar meteen aldus beginnen: ik ben er al een tijdje uit, uit de taalkunde. Ik heb taalkunde gevolgd op universitair niveau, toen Germaanse Talen nog Germaanse Filologie heette, de bachelor een kandidatuur was en de master een licentie. Noam Chomsky was toen nog belangrijk, en ook George Lakoff (maar van Donald Davidson of John Searle had ik nog niet gehoord). Roger Lass was de autoriteit voor fonologie, en de TGG (Transformational Generative Grammar) was heter dan een bikinibabe op de site van Humo.
Gent, waar ik studeerde, was het bastion van de historische taalkunde. Zonder het verleden geen heden, was het motto, maar men verloor daarbij wel eens dat heden uit het oog. Men liet het heden (en de toekomst?) over aan Antwerpen en Leuven, waarvan men dan maar de maatstaven overnam. Kenmerkend voor de aanpak was het gedeelte spraakkunst, waarbij een Antwerpse infiltrant met bijhorende tongval met vlag en wimpel slaagde voor de uitspraaktest, terwijl zijn Gentse medestudenten tig keren de test dienden over te doen. “Die platte e, meneer Bonamie, en die rollende r, mevrouw Rispens, die horen niet thuis in de Standaardnederlandse uitspraak.”
Want, o ja, het ABN (Algemeen Beschaafd Nederlands) was wel reeds afgeschaft, ten voordele van het SN (Standaardnederlands). De nadruk lag nu nog meer op de Nederlands-Nederlandse norm, en de dictatuur van de klakkeloze Nederlands-Nederlandse volgzaamheid van mensen zoals Geert Van Istendael, lieten ons met heimwee terug verlangen naar de tijden van Marc Galle (‘Zeg niet soupape, maar ventiel.’)
Deze week was er plots hernieuwde aandacht voor het Verkavelingsvlaams, een term bedacht door Van Istendael voor de Vlaamse tussentaal. De terminolgie is trouwens nogal uiteenlopend en vooral verwarrend. Verkavelingsvlaams wordt immers ook omschreven als Soapvlaams of Schoon Vlaams, waarmee men zich wil afzetten tegen de Nederlands-Nederlandse norm van het Standaardnederlands. En net daar wringt het schoentje.
Verkavelingsvlaams is geen Belgisch-Nederlands (of Vlaams) alternatief voor de als Nederlands-Nederlands beschouwde norm, m.a.w. het is zeker geen Schoon Vlaams als taalnorm. Verkavelingsvlaams is vooreerst een spreektaal, en is veel meer een verzameling (soms) subtiel verschillende regiolecten dan een genormeerde standaard die gelijk is voor het ganse Vlaamse Gewest.
De tussentaal is ontstaan als poging van de taalgebruiker om zich boven zijn dialect uit te verheffen. Een poging waar hij volgens de gangbare taalnorm jammerlijk in faalt, gezien de Nederlands-Nederlandse norm hem helemaal niet intuïtief gelegen is.
Het is dan ook verkeerd om te trachten de taaleigen taalparticulariteiten uit een taal te halen. Blijf met uw handen van de ge-vorm, van woorden zoals goesting, en van alles wat werd of wordt omschreven als Belgisch-Nederlands. Bied de Vlaming een alternatieve norm (ja, daar is nood aan), die veel dichter bij zijn hart en zijn taalgevoel ligt. Taal is evolutief, en het is overduidelijk dat de twee grote varianten niet meer zijn dan dat (maar ook niet minder): varianten, elk met een taaleigenheid en taalspecifieke bijzonderheden. De taalontvoogding is reeds lang over tijd.
Hihi, wist meteen over welke inwijkeling je het had met dan nog zo’n vettige à in zijn familienaam ;-))