suissekes

Gisterenavond had ik 20 chocolade suisses, 15 chocoladekoeken en 15 boterkoeken besteld, die ik vanochtend met Henri heb afgehaald. Treinreizen met zo’n hoeveelheid was niet evident; de twee grote zakken en de oversized taartdoos voor de suisses nemen nu eenmaal volume in. En om 9u01 blijken er nog veel mensen naar het werk te vertrekken. Ik had net drie plaatsen op een vierzit bemachtigd –het laatste zitje werd ingenomen door een vastslapende forens– toen een met morbide obesitas geplaagde vrouw zuchtend en steunend voor mij plaatsnam.

– “Excuseer mevrouw,” probeerde ik vriendelijk, “maar die plaats was voorzien voor mijn zoontje. Zou u het erg vinden om op één van die vrije plaatsen daar te gaan zitten?” (En er waren nog veel vrije plaatsen.)

“Zijt ge met meer dan twee dan, misschien?”, spoot er giftig uit.

– “Erm, nee, mevrouw, maar zoals u ziet heb ik hier een hele berg patisserie mee, die ik liever niet op het bagagerek vermorzeld zie worden”.

“Ge wilt zeggen dat ik mij moet verplaatsen voor een paar taarten?”

– “U moet helemaal niet, maar ik zou het wel zeer vriendelijk van u vinden.”

Enfin, ze bleef nog even protesteren, mijn persistente beleefdheid en het ondersteunend gemonkel van de medereizigers noopten haar uiteindelijk toch tot verplaatsen. Evenwel niet zonder eerst nog eens bijzonder dreigend naar mij en daarna zeer afgunstig naar mijn koeken te hebben gekeken. (En ja, ik heb getwijfeld om er haar één aan te bieden.)

wiegelied

“Excuseer, is deze plaats nog vrij?”

Hoewel ik een duidelijk lege plaats naast mij had –jas en tas op het bagagerek gestapeld– en met de dopjes van mijn iPod in de oren zat, bleef de mevrouw op net de goede afstand van mijn zitje staan. Ik schrok voorwaar. Normaal gezien komt de gegadigde net niet tegen mijn benen schurken, om mij verder stilzwijgend aan te staren in de hoop dat ik plaats zou maken. Al vangt u bij mij bot met dergelijke houding.

Niet deze mevrouw. Ze glimlachte vriendelijk, en het koste dan ook geen enkele moeite om de glimlach te retourneren. Ik stond op om haar de toegang tot de vrije plaats te vergemakkelijken.

“Jawel hoor. Gaat u alstublieft zitten.”

Net op tijd overigens, want ze had maar net plaats genomen, of het gangpad in de trein naar Maastricht slibde dicht. Rechts van mij ondernam een wat oudere mevrouw wanhopige pogingen om de afgesloten deur naar de treinbestuurder te openen.

“Ik vrees dat u helemaal aan het begin van de trein zit, mevrouw,” probeerde ik, “en dat u hier niet verder kunt.”

Maar dat hielp niet veel. Ze bleef halsstarrig aan de deur frutselen, en noch ikzelf, noch onze medepassagiers konden haar van haar intentie afbrengen. Enkel toen de conducteur eventjes de deur van de andere kant opende om te zien wat er aan de hand was, haar diets maakte wat wij al tien minuten probeerden, en vervolgens de deur weer dichtschoof, staakte ze haar pogingen.

Nu de rust in de wagon herwonnen was, zette de vrouw haar tassen neer op het gangpad, keek even naar het meisje dat op de grond aan mijn voeten lag, en vouwde de metro open. (Goed, het meisje lag niet echt aan mijn voeten, maar had –net als het gros van de andere gangpadbewoners– ervoor geopteerd op de vloer te gaan zitten. Ik moet er toch maar eens op letten deftiger geschoeid aan de werkdag te beginnen.)

De metro werkte duidelijk inspirerend, want de vrouw kon geen artikel ver zijn, toen ze zachtjes begon te wiegen. Eerst bleef het nog bij een subtiel heen en weer geschommel dat men kon houden voor het opvangen van het ritme van de trein, maar naarmate ze in haar krant vorderde werd het steeds nadrukkelijker. Ook het meisje aan mijn voeten keek op én de mevrouw naast mij én de mevrouw aan de andere kant van het gangpad. Bij het wiegen hoorde bovendien nog een hymne, waarvan de tekst ontleend was aan de krant, zo hadden wij snel door. Maar daar was de vrouw zich niet van bewust.

Even nog dacht ik dat ze als een mystica het hogere genot ambieerde, tot ik haar in Brussel Zuid wel bijzonder prozaïsch waggelend naar de uitgang zag begeven. Maar er moet toch iets aan de hand geweest zijn, want toen de treindeuren zich sloten stond ze nog steeds in de trein. Met haar metro in de hand heeft ze zichzelf dan verder gewiegd tot in Centraal, waar ze willens nillens met de massa mee de trein heeft verlaten.

treinglijden (bis)

Het scheelde hooguit een paar minuten, maar ondertussen sta ik al vijf minuten vroeger op (6u10 ipv 6u15) om de trein van 6u53 te halen. Ik ben dan wel veel te vroeg in Noord, maar dan heb ik tenminste tijd om op mijn gemak een voorraad clementijnen in te slaan, en toch nog (iets) voor acht uur op het werk te zijn (vroeger op het werk toekomen heeft geen nut, want de uren tellen maar vanaf acht).

Extra pech natuurlijk sinds gisteren, met de brand in het tractieonderstation van Brussel. Mijn trein had toen ongeveer tien-twintig minuten vertraging, en vanochtend was het al niet veel beter. De 6u53 naar Maastricht vertrok uit Gent Sint-Pieters met 17 minuten vertraging –en dan mag ik al blij zijn dat hij überhaupt reed; er werden maar liefst 19 piekuurtreinen afgeschaft. De betreffende trein zat dan ook stampvol —als sardienen in een blik was wel heel erg van toepassing– en sommigen hebben het daar wel heel lastig mee.

Verschrikkelijk grappig: voor een keer stond ik op de goede plaats te wachten, pal aan een deur toen de trein stopte. Helaas weigerde net die deur dienst, waarop ik in schaterlachen ben uitgebarsten. Een ongewoon gevoel voor humor, want rondom mij werd meer gevloekt en gezucht dan meegelachen. Ik diende mij zelfs niet te verplaatsen, want ik werd gewoon meegezogen met de stroom mensen die, eendrachtig als een school vissen, naar de deur van de andere wagon vloeide.

De uiteindelijke vertraging viel (voor mij dan toch) best mee, want om 8u05 was ik op het werk ingelogged en wel. De trein is altijd een beetje reizen, toch?

(Blijkbaar worden er ook vanavond treinen afgelast, maar op de site van de NMBS is daar niks over terug te vinden. Weet iemand meer?)

treinglijden

Het scheelt hooguit een paar minuten, maar ik heb zo het gevoel dat mijn ganse dagindeling om zeep is. Mijn trein van 7u08 is niet meer. Ik vermoed dat hij nu om 7u12 rijdt, maar ik heb het nog niet proefondervindelijk onderzocht. De 6u56 is er immers ook niet meer, die komt nu pas om 7u01. Dus heb ik gisteren de trein naar Tongeren genomen, waar het vechten is om een plaatsje. Al is die trein pas uit Gent vertrokken rond 7u08 zodat ik op ongeveer hetzelfde tijdstip als anders ten kantore toekwam.

Vanochtend stond ik opnieuw paraat, maar was ik blijkbaar nog iets vroeger vertrokken, want ik stond reeds rond 6u59 op perron 10, alwaar zich (nog steeds) de trein naar Brussel Zuid en Maastricht bevond van 6u53. Dus heb ik die maar genomen. Met als resultaat dat ik om 7u37 reeds in de hal van Noord rondwaarde.

Hoe het ’s avonds zit, weet ik nog niet echt. Gisteren was het druk op het werk, dus heb ik een trein (of drie) later moeten nemen. Normaal gezien is dat de P-trein van 16u56, maar die heb ik niet gezien, wel die naar Oostende, en die zat net zo eivol als die ’s ochtend naar Tongeren (nog eivoller eigenlijk). Ik vermoed dat mijn trein van 16u14 nu de trein van 16u15 geworden is, anders is het wachten tot 16u23. Zolang ik maar op tijd ben om Henri op school af te halen (rond vijf uur).

Al bij al valt het nog mee, denk ik. Zolang ik mijn uren maar kan kloppen zonder daartoe elke dag als een sardine in de ochtendspits te zitten.

bedeling

Gisteren was er opnieuw een samenscholing in Noord. Even dacht ik dat er iets was gebeurd in de metro –het knelpunt bevond zich aan de ingang naar het Brusselse openbaar vervoer. Maar toen ik ter plekke kwam, notitieboek net niet in de hand om achteraf over de gebeurtenis te kunnen berichten, zag ik dat de bron van het oponthoud zich links van die ingang bevond. En voor ik goed en wel besefte, kreeg ook ik de nieuwe Cruesli 4 noten in mijn handen gedrukt.

(Al is dat niet geheel naar waarheid. Ik diende minstens twee studenten en drie weerloze vrouwen uit mijn baan weg te drukken –en één daarvan herhaaldelijke keren een elleboogstoot toe te dienen voor ze wilde wijken– alvorens ik een doos uit de handen van de bedelers kon wegrukken.)

Altruïstisch als ik ben, heb ik het doosje mooi weggestopt, en er ’s avonds Henri mee verblijd –die het prompt met zijn moeder heeft gedeeld na het avondmaal. Mijn karma zat duidelijk mee, want toen ik vanochtend op het Sint-Pietersstation aankwam, werd ook daar hetzelfde product uitgedeeld –dat prompt terug in de tas verdween voor Henri. (Hier geen samenscholing evenwel.)

6:59

Ge kunt er uw klok op gelijk zetten. Op welk moment ik ook van thuis mag vertrekken, wanneer ik het Sint-Pietersstation binnenstap, toont de klok op het grote vertrekbord in de stationshal altijd 6:59.

(En nee, de klok staat niet stil, Ti-ta-tovenaar.)

trein/vakantie

Hoewel de laatste week –of zelfs twee weken– van augustus eigenlijk opnieuw een normaal woon-werkverkeer kent, houdt de NMBS halsstarrig vast aan de vakantieregeling. Dat resulteert niet meteen in een wijziging van het uurrooster in de spits, maar wel in het aantal wagons dat tijdens die spits aan de locomotief wordt gekoppeld.

Mijn ochtendtrein moet het met minstens één wagon minder stellen –en naar ik vermoed zelfs twee– en dat zorgt tegenwoordig voor een overbevolking. Gezien het niet zo opperbeste weer ben ik niet meteen geneigd om de motor van stal te halen. Het ziet er bovendien niet naar uit dat het dra beter wordt:

Er komt voorlopig geen eind aan het wisselvallige zomerweer die (sic) bij momenten eerder aan herfst doet denken. [bron]

Overbevolking is natuurlijk één zaak, maar als je daar op je nuchtere maag een palet van misselijkmakende geuren moet bijnemen, dan wordt het toch iets van het goede te veel. Ik kan nog begrip opbrengen voor een lijfgeur ’s avonds –na de fysiek afmattende arbeid die wij desk jockeys moeten verzetten– maar om zeven uur ’s ochtends?

Soit, nog drie ritjes, en we hebben weer vakantie. Al denk ik er sterk aan morgen toch maar de motor te gebruiken. Immers, volgens onze vrienden van het KMI wordt de beste dag van de week […] waarschijnlijk woensdag.

oudenaarde

“Beste reizigers, welkom op deze P-trein met bestemming Kortrijk. Deze trein stopt te Brussel Centraal, Brussel Zuid, Gent Sint-Pieters, De Pinte, Deinze, Waregem, Harelbeke, Kortrijk eindbestemming. Volgende halte: Brussel Centraal.”

Waarop de beste man het allemaal nog eens in het Frans herhaalt. Verschrikkelijk ambetant als je die trein elke dag neemt, en je tracht in je boek en je iPod te verdwalen. Daar gaat de concentratie. Na Brussel Centraal wacht u overigens nog eens hetzelfde, en na Brussel Zuid nog eens. Het is een statement: met deze P-trein zit u niet op het verkeerde spoor.

Soms durf ik wel eens de 16u54 te nemen naar Gent (bestemming Kortrijk). Tijdens het schooljaar neem ik meestal de 16u14 met bestemming Oostende (kwestie van Henri op tijd te kunnen afhalen); tijdens deze druildagen neem ik veelal de 16u32 met bestemming Brugge.

Gisteren was er een deffect aan de locomotief van de 16u32. Geen nood, op spoor 2 zie ik nog net op het bordje 16u35 en daarboven ‘Kortrijk’ staan. Even naar beneden, een stukje tunnel, en de volgende trap weer naar boven. Een zee van plaats op die P-trein.

Geen controleur in zicht, geen reisweg uit het PA-systeem. Centraal voorbij, Zuid voorbij, en dan ziet het er plots anders uit. Ik moet toch wat meer uit het raam kijken ipv steeds met mijn neus in een boek weg te duiken.

De trein stopt te Denderleeuw. Op het stationsplein zie ik een wegwijzer richting Aalst. Een boemeltrein. Geen erg, het leesvoer is spannend en verdraagdt wel een kwartier extra lezing.

De trein stopt opnieuw. In Zottegem deze keer. Kuch. Dat is niet de goede richting dacht ik. Als de trein zich weer in beweging zet, verschijnt op het LCD scherm “Volgende halte: Oudenaarde. Deze trein stopt te Oudenaarde, Kortrijk en Poperinge.” Geen Gent Sint-Pieters. De stopplaatsen verschijnen nogmaals: nee, geen Gent Sint-Pieters.

Het is ondertussen 17u29. Oudenaarde is lelijk station, dat waarschijnlijk in de jaren 70 of 80 voor modern moest doorgaan. Aan het loket staan vier mensen op een ticket te wachten; op een televisiescherm staat de volgende trein naar Gent (Sint-Pieters) gemarkeerd voor 17u31. Gelukkig is er een ticketautomaat. 3,70 EUR.

Als het daarnet al pittoresk leek in Denderleeuw, dan is dit toch wel nog een stuk beter. Oudenaarde, Eine, Zingem, Gavere Asper, Eke Nazareth, De Pinte, en dan eindelijk Gent Sint-Pieters. 17u58.

De trein is altijd een beetje reizen. Ik voelde mij zowaar een beetje met vakantie.

overbrugd

De tunnels van het Gentse Sint-Pietersstation waren leger dan op een zondag, en op perron 10 waren de mensen voor de P-trein naar Brussel op twee handen te tellen. In Noord was het hetzelfde verhaal. Bovendien waren alle broodjeszaken gesloten, enkel l’amourette, waar het ’s ochtend tijdens de normale werkweek altijd aanschuiven is, draaide op 1/10e kracht, en bood maar liefst vier (van de anders twintig of zo) verschillende koeken aan.

Benieuwd met hoeveel collega’s ik het zal moeten stellen, vandaag.

massa (ii)

Hoe fris uw uitgeslapen geest ook mag zijn, als de trein niet rijdt blijft u de pineut.

“Ha, Bruno. Neemt gij altijd deze trein”, vroeg Wouter toen hij mij in de mensenmassa ontwaarde bij de trap aan het perron. Het was inmiddels 7u30, en Wouter had tot zijn genoegen gezien dat er voorwaar een trein om 7u38 en een trein om 7u41 naar Brussel zou vertrekken. “Veel minder volk op die van 41 dus.”

De 7u38 was eigenlijk mijn 7u08, maar toen ik Wouter alleen liet opstappen op de 7u41 –te vol naar mijn goesting– was er van mijn trein-met-vertraging nog steeds geen spoor (pardon the pun) te bekennen. En dat was reeds de derde direct naar Brussel die ik liet passeren.

Omdat ik nu ook weer geen zin had om een uur op de trein te wachten (dan was ik beter ergens gaan ontbijten), en omdat ik in een van de wagons van de 7u49 voorwaar een volledige lege bank ontdekte (nadat iedereen reeds was opgestapt), heb ik me maar laten verleiden. Al waren we amper een kwartiertje onderweg, toen de 7u49 werd afgeleid naar een zijspoor, om de lege 7u08 met een rotvaart door te laten.