folembray 2005 (2)

Terwijl wij rustig (zeer rustig) zitten te werken, is men ergens in Vlaanderen duidelijk uit op spektakel:

Zeg! Vertel eens hoe het zit met die kniebanden! […] telkens mijn Newsgator Ding! zegt voor volume12 verwacht ik blood & gore, maar nee 🙂

Wel, ik vrees u te moeten ontgoochelen. De banden, waarvan gisteren sprake, zijn wel degelijk de banden van mijn geliefde motor, en de knie stond voor kneeslider. In schoon verstaanbaar nederlands, wil dit zeggen dat, hoewel ik mijn motor plat genoeg heb gelegd om alle beschikbare omtrek van mijn banden te gebruiken, ik er nog steeds niet in ben geslaagd om het knietje aan de grond te zetten. Het heeft iets te maken met mijn zitpositie.

Een lotgenoot, met veel meer vakmanschap dan ikzelve op dat gebied, heeft een aantal rondjes achter mij aangereden, en wist me te vertellen dat ik wel ga verzitten, maar niet voldoende. “Ge moogt maar met een halve bil meer op uw zadel zitten, en gij zit er nog met driekwart op. Ik zal het u bij de volgende sessie eens met een beetje overdrijving tonen.” Waarop we er weer vandoor gingen, en hij half uit het zadel moeiteloos zijn knie tegen het asfalt aanduwde.

groepsfoto

(In de foto hierboven ben ik die gele vlek met zonnebril, ergens midden linksachter.)

Het was een schitterende dag. Koud toen we vertrokken, rond 6u30, en geleidelijk aan liep de temperatuur op, tot de motorpakken net niet in zweet doordrenkt raakten.

Niemand heeft het circuit op verkeerde manier verlaten. Allez, bijna niemand, maar dan nog was de schade minimaal. Kostelijk, dat wel, maar minimaal: twee velgen om zeep. Iemand had, net in een zeer ruime S-bocht, ervoor geopteerd toch maar iemand anders langs binnen voorbij te gaan. Waardoor er moest uitgeweken worden, en het slachtoffer, dat nochtans ‘de juiste lijnen’ volgde, genoopt werd tot een ritje in het gras. Op zich niet zo erg, zolang je maar kalm blijft, maar (1) reed die jongen aan 180 en (2) wordt het grasveld net daar even onderbroken door een stuk asfalt. Wegens het niveauverschil tussen het grasveld en dat asfvalt, diende de motor tegen hoge snelheid twee rake klappen op te vangen. Zowel voor- als achtervelg toonden een angstvallig grote deuk.

Kon die mens dan niet afremmen? Niet op het gras. Als je op gras remt, ga je gegarandeerd onderuit. Het enige wat je kan doen is de koppeling intrekken, eventueel heel lichtjes de achterrem gebruiken, en je laten uitbollen. Aangenaam is anders, maar je behoedt je motor (en jezelf) voor veel grotere schade.

De ‘opleiding’ was georganiseerd voor Triumph, en er waren een aantal motoren meegeleverd, die we naar hartewens konden testen: een Thruxton (had ik al mee gereden), een Speed Triple, de nieuwe Sprint ST (ik heb zelf nog een ST gehad), en de nieuwe Daytona 650, die ik geprobeerd heb.

Daytona 650

Hm. Nee, bedankt. Ik heb welgeteld één ronde met de 650 gereden. 650 staat overigens voor de longinhoud, de cc: zoals mijn Daytona 955i over 955cc beschikt (147pk), beschikt de Daytona 650 over 650cc (114pk). Niet zoveel minder op het eerste gezicht (mijn Sprint ST beschikte destijds over slechts 120pk en was ook een 955cc), maar wat een (wereld van) verschil. Dat trekt niet op (al zal dat wel meer te maken hebben met mij!!!).

De 650 telt 4 cilinders ipv 3, waardoor er sowieso al minder koppel beschikbaar is (= minder snel optrekken, om het simpel uit te drukken), en bovendien moet je die ook nog eens hoog in de toerentallen houden om het een beetje te laten vooruitgaan. Wat resulteert in een enorm nerveus rijgedrag. Nee, geef mij dan maar de mijne, waar ik aan 8.500 tpm meer koppel heb (100Nm) dan de 650 aan 11.500 tpm (68Nm). En zeggen dat ik zijn voorganger (de 600) nog had overwogen ter vervanging van mijn Sprint ST.

Maar het was weer goed, en de weg terug veel te vermoeiend. 200+ km van Folembray naar Gent, rond 18u vertrokken, rond 20u aangekomen.

Op naar de volgende!

band / knie

As in: de band rond, de knie ongeschonden, vandaag op Folembray. Amai mijn benen, etc.

Morgen meer, eerst slapen.

takelen (2)

Sinds gisterenavond, tijdens een onbewaakt moment, stond er weer maar eens een wagen voor onze poort. Een donkerblauwe of een zwarte Ford (hij was te vuil om het kleur te kunnen onderscheiden), van iemand uit de Tennisbaanstraat (een overbuur, Huug?). Gisteren had ik hem reeds volgeplakt met mijn standaard briefjes (twee), maar toen ik daarnet thuiskwam stond hij er nog steeds.

Nu niet meer.

Een tien minuten nadat ik de 101 had gebeld (ik vind het vreselijk dat nummer te moeten bellen: “politie, dringende oproepen“) stond de politie-per-fiets aan de deur. Ze hebben nog geprobeerd die mens in de Tennisbaanstraat te bereiken, maar die gaf geen gehoor. Dus werd de wagen weggetakeld.

Weer stond ik er versteld van, met welk een snelheid zoiets gebeurd. De takelwagen parkeert parallel, er worden twee singels onder de wagen geschoven waarvan de lussen worden vastgemaakt aan een raamwerk dat aan een kraan hangt. Hijsen, en hopsa, naar het depot.

Strike two. Met een dikke merci aan de Gentsche flikken.

(En terwijl ik dit schrijf, vlak voor ik naar de opera vertrek, probeert er zich toch weer geen madam voor de poort te plaatsen zeker?)

shock effect

Djivy liet heel interessante feedback na op mijn straatracers entry, waaronder een aantal paragrafen uit Clarkson on Big Brother

Ik kan niet anders dan het daar op zijn minst gedeeltelijk mee eens te zijn, en kan mij zeker vinden in de teneur van het artikel:

This, then, is the dilemma. Had my mother killed the car’s engine, I’d have hated her on a cellular level for trying to prevent something that I knew, with total certainty, was not going to happen. And then I would never have been shaken into realising that I needed to take more care. So I might very well have had another, much more serious crash later.

Het enige wat mij tegenhoudt is het volgende. In mijn verhaal heeft B., en in zijn verhaal heeft Jeremy, ongelooflijk veel geluk gehad. De schade was beperkt tot materiële schade aan het voertuig en/of een schaap (of twee), maar voor hetzelfde geld hadden er derden bij kunnen betrokken zijn, zoals in de berichten die dezer tijd met veel te grote frequentie in de media opduiken.

Tegenwoordig heeft de bestuurder veel minder voeling met de wagen: ongemakken worden opgevangen door soepele vering, geluid van de wind of de motor wordt uit de cockpit weggeïsoleerd, bochtenwerk wordt geassisteerd, opgevangen en aangestuurd door allerlei software, en de remmen, tsja, die kunnen nog steeds een auto niet van 150 naar nul brengen in de luttle tijd die men daarvoor slechts nodig denkt te hebben. Al is ook daar gigantische vooruitgang in gemaakt (G-Force, anyone). Het komt erop neer dat de rijvaardigheid extra overschat wordt omdat er steeds meer op de capaciteiten van het voertuig zelf wordt gerekend.

Maar ik kan mij best vinden in dat shock effect (in mijn ideale wereld houdt iedereen zich trouwens ook aan “uw vrijheid eindigt waar die van een ander begint“). Al zou ik natuurlijk nog veel tevredener zijn als het allemaal in min of meer gecontroleerde omstandigheden zou plaatsvinden. Op circuit in de grindbak bijvoorbeeld. Maar dat zouden ze misschien nog (te) leuk gaan vinden ook…

gesmeerd

Woeha! Het is nog (net) geen maand geleden dat ik naar Folembray ben geweest, en maandag is het alweer zover (Triumph circuitdag).

Vorige keer had iemand de opmerking gemaakt dat mijn ketting er toch wel heel slapjes bijhing, dus wou ik er zeker van zijn dat de Daytona er tiptop voorkwam. Ik zou het zelf wel geprobeerd hebben, maar met zo’n Single Sided Swingarm (enkelvoudige ophanging van het wiel, langs de rechterkant in dit geval) wou ik liever geen brokken maken. Olie bijgieten, ketting smeren en banden op druk brengen, lukt nog net wel, maar aan het wiel prutsen…

En terwijl ik dan toch bij de garagist was, heb ik maar meteen van de gelegenheid gebruik gemaakt om de remmen goed te laten nakijken, de olie te laten verversen, en een nieuw oliefilter te laten steken.

Content dat de motor is. Hij spint gelijk een katje (om eens met iemand anders’ uitdrukking te gaan lopen).

straatracers

Straatracers moeten van de baan (DM) vinden Landuyt en Onkelinx, en geen zinnig mens die het daar niet mee eens kan zijn. Ze hebben op dat vlak dan ook geen onoverkomelijke taak. Maar laten we de zaken niet door elkaar halen.

In hetzelfde artikel wordt gewag gemaakt van zowel de nieuwe fenomenen van spontane straatraces en vluchtmisdrijf, als van de ‘georganiseerde’, uit de Verenigde Staten overgewaaide wedstrijden. Dit zijn echter twee geheel verschillende zaken (drie, als we dat vluchtmisdrijf afzonderlijk beschouwen).

De spontane straatraces, waarmee wordt gedoeld op de gebeurtenissen dit weekend met zware ongevallen met zowel licht- als zwaargewonden in de Oost-Vlaamse gemeenten Nukerke en Kalken, kunnen bijna onmogelijk worden vermeden. Enkel een doorgedrongen mentaliteistverandering kan hier verandering in brengen, vergezeld van een nultolerantie wat betreft de alcoholpromilles van chauffeurs. Glaasje op, laat je rijden; don’t drink and drive; un verre ça va, deux verres, bonjour les dégats, waarbij onze Franstalige vrienden duidelijk de meest liberale in dit gezelschap zijn. Ik heb die grens tussen 0 promille en 0,5 nooit begrepen. Wie rijdt, drinkt niet; wie drinkt, rijdt niet.

Maar het valt nooit absoluut tegen te houden (Als ik eraan denk, word ik misselijk getuigt één van de ‘straatracers’ over de gebeurtenissen in Nukerke in DS):

“Hij is dol op snelheid, dat is het probleem”, zegt zijn moeder. “In juli zal hij een jaar zijn rijbewijs hebben, maar hoeveel keer hebben we hem niet gewaarschuwd?” De jongen kijkt beteuterd: “Deze week las ik in de krant over twee gasten die hetzelfde doen. Ik zei nog: Ezels! En ik doe het nu zelf.” Hij schudt zijn hoofd en blijft herhalen: “Dom, dom, dom.”

De georganiseerde, ‘illegale’, straatraces, daar valt iets tegen te beginnen. Niet op korte termijn, maar met een gedegen aanpak, en een beleid dat ruimte biedt voor alternatieven. Want daar is wel degelijk nood aan: in België is er een schrijnend tekort aan legale ‘circuits’. Er zijn er slechts een handvol, waarvan Zolder waarschijnlijk het bekendste is, maar voor de rest moet de Belg het in het buitenland zoeken. De schaarste van die circuits jaagt bovendien ook de prijzen de hoogte in. Al zijn de ‘straatracers’ ook niet altijd geïnteresseerd in racen op een circuit. Vaak volstaat een lang stuk rechte baan waar men eens goed het rubber aan het asfalt kan slijten, zoals een landingsstrip van een in ongebruik geraakt vliegveld.

Kortom, nultolerantie: ja; sterke aanpak: ja. Maar bied een alternatief, sensibiliseer, en geloof vooral niet dat er een kant-en-klare oplossing bestaat.

(Nieuw is het fenomeen overigens niet, in tegenstelling tot wat men u wil laten geloven; zo is het dit jaar 50 jaar geleden dat James Dean zich met zijn Porsche heeft verongelukt.)

takelen

Sommige entries beginnen aldus: het moest er een keer van komen. Dit weekend was het bijzonder erg geweest; er is een duidelijk crescendo waarneembaar sinds de Albertlaan (langs onze kant) opnieuw werd opengesteld.

Zondag heb ik minstens vier mensen van de plaats voor onze poort moeten wegjagen. Vier keer, en dat zijn dan die keren waarin ik toevallig uit het raam aan de voorkant keek of Henri, die vruchteloos trachtte de werken vlakbij het station in de gaten te houden. Vermoedelijk zijn het er dus meer geweest.

De vijfde keer waren we te laat. Het was een Fransman, met een (zeer volumineuze) bestelwagen bovendien. Niks aan te doen.

Iets voor tien (de Star Academy Live Show was net afgelopen), wou ik nog even nakijken of de onverlaat onze poort al had vrijgegeven toen ik op straat beweging zag. Een paar huizen verder moest een buurman de politie hebben gebeld, en was ondertussen een takelwagen, geflankeerd door een agent van de gemotoriseerde politie, een wagen aan het verwijderen. Daar was mijn kans.

– Hm. Excuseer, meneer. Maar als u hier klaar bent, zou u dan ook de wagen voor ónze poort willen verwijderen alstublieft? vroeg ik heel opportunistisch aan de agent.

“Wel ik draai momenteel al overuren, maar als ú nu naar de 101 belt, dan roep ik ze tegelijkertijd ook op, en dan komt er straks iemand van mij overnemen. Binnen de tien minuten staat die ploeg hier dan.”

Die tien minuten werden er gemakkelijk veertig, maar toen dienden zich twee agenten aan, die eerst nog –zonder gevolg– het nummer probeerden te bellen dat op de zijkant van de camionette stond, daarna het hotel wat verder in de straat bezochtten, een takelwagen bestelden, en en passant nog een fietser tegenhielden omdat die zonder licht reed.

Rond half twaalf was het zover, en gaf er niet één, maar gaven er twee takelwagens present om de onverlaat weg te slepen. Twee, want de bestelwagen stond langs beide kanten geflankeerd door andere voertuigen, en zo’n bestelwagen kan je niet gauw in 1-2-3 met een autokraan de lucht in takelen. Al snel werd er voor geopteerd een pastelgroene BMW Sedan (3 of 5 serie) uit zijn wettelijk correcte verblijfplaats te tillen, en tijdelijk op een van de takelwagens te stockeren. Ondertussen stond de halve Albertlaan veilig van achter het raam de actie(s) gade te slaan.

De tweede takelwagen was achteruit de straat opgereden, positioneerde zich schuin achter de bestelwagen, waarop tussen beide een stalen kabel werd gespannen, en voor je fahrvergnugen kon zeggen, bevond het ding zich op de laadwagen.

“Ze zouden hier toch duidelijke markeringen moeten aanbrengen hé meneer,” zeiden de agenten nog unisono, voor ze hun blauwe zwaailicht aanzetten. “Enfin, u belt maar als er zo nog een is. Nog een goede nachtrust gewenst.”

geen ontkomen aan

Eigenlijk had ik het gisterenavond al beslist. Hoewel: toen ik gisteren op het werk vertrok, was er een probleem met de garagepoort. Geblokkeerd. Geen beweging in te krijgen: met man en macht was eraan gesleurd, maar het ding gaf geen krimp. De firma die instond voor het onderhoud van het gebouw werd gecontacteerd, maar een technieker zou ten vroegste om 18u zijn opwachting maken. Gelukkig was ik met de trein.

(Al was dat ’s ochtends ook wel weer een spel geweest, gezien de trein maar liefst 15 minuten vertraging had opgelopen. Een aantal reizigers had ervoor geopteerd ‘over te lopen’ naar de 7u15 die tot Zaventem ging, maar een harde kern bleef koppig staan. Toen de trein eindelijk het station binnenrolde, was het perron overspoeld door een groot deel van de meute van de 7u22 –hoewel hún trein uitzonderlijk vanop een ander spoor werd bediend.)

Gezien het voorspelde goede weer en de perikelen ’s morgens, had ik al half besloten de volgende dag (vandaag dus) met de motor te gaan. Maar hoe zat het met de poort op het werk? Ik had geen zin om in Brussel aan te komen en dan opnieuw huiswaarts te moeten keren, omdat ik de motor niet in de garage kan binnenrijden. Hem in Brussel op straat achterlaten was geen optie.

De poort bleek vanochtend half open, en op het gelijkvloers trof ik een bericht dat ze geopend bleef tot 16u30; dan ging ze onherroepelijk dicht tot na het weekend. Maandag zou ze hersteld zijn, klonk het vol overtuiging.

Terug thuis (de tweede keer gingen de Brusselse tunnels al veel vlotter, dankuwel) parkeerde ik de motor op het inmiddels twee meter brede voetpad, deels voor de deur van de buurman, in afwachting dat ik de poort had geopend om de motor achteruit in de garage binnen te kunnen duwen. Ik had net de poort opengeduwd toen een wat oudere mevrouw (ergens in de 70), geleund op een wandelstok, mijn motor naderde. Ik bereide me al voor op een litanie, dat het niet kon, die motor zomaar op het voetpad, dat de mensen niet konden passeren. Ze knikte me toe, terwijl ze de motor monsterde.

“Proficiat meneer, dat is een schoon machien.”

– Euh, herpakte ik mij, dank u wel. Heel plezant nu, met dat warme weer.

“Ik ben niet zo zot van die bendemotors” ging ze verder (ze bedoelde harleys, etc), “maar die van u is iets gans anders. Sierlijk, heel fijn –u bent ook heel fijn hé, meneer,” voegde ze er guitig aan toe. “Dat gaat goed tesamen.”

folembray 2005 (1)

Droog maar koud. Nat én koud, als je de mist in onze Westvlaamse contreien meerekent. De eerste impressies toen ik gisterenochten rond zes uur aanzette naar Folembray.

Meestal werk ik zelf beter dan een GPS, als ik eenmaal ergens naar toe ben getrokken. Deze keer had ik duidelijk iets teveel op mijn interne oriëntatievermogen gerekend, want ik had verzuimd het briefje met de route (van vorig jaar) grondig na te lezen. Lille – Arras – St. Quentin – Soissons (zoals: de vaas van –) – Folembray. Simple comme bonjour, ware het niet dat St. Quentin natuurlijk niet op de richtingsborden stond vermeld. Rechtdoor dus, na de péage in Arras, richting Parijs, ipv de goede richting uit, rechtsaf naar Reims. Gelukkig had ik het rap genoeg in de gaten, al ben ik pas na een twintigtal kilometer terug ván de autostrade geraakt, langs binnen terug, en in Arras opnieuw de autoroute op.

Eerste keer circuit dit seizoen, en ik had me voorgenomen op het gemak te beginnen: in de toeristenklasse bij de ‘beginners’ (RECE). Vorig jaar had ik de RACE opleiding gevolgd als eerste kennismaking met het circuit van Folembray, en dat was toen toch verschrikkelijk hard werken geweest. Helaas (nu ja) hoort bij de RECE opleiding een aantal trainingen, zoals de draaicirkel oefenen tussen kegels (niet simpel met de beperkte stuuruitslag van een sportievere motor), uitwijkmanoeuvers uit en in een bocht, en de leukere delen ‘hoe rijd ik de ideale lijnen’ en ‘one gear nog brake‘.

De opleiding is duidelijk gewijzigd, want het sur place werk beperkte zich tot de lessen ‘uitwijken op het rechte stuk’. Voor de draaicirkels met de kegels mochten we reeds het ganse circuit rondrijden, ‘uitwijken in de bocht’ werd overgeslaan waardoor alles een beetje opschoof en we na de middag meteen van start mochten gaan met ‘one gear nog brake‘, gevolgd door maar liefst drie sessies vrij rijden. Perfect!

shaping the curve

Onze groep telde ongeveer twintig mensen, die allen duidelijk gekomen waren voor de fun, en niet om de zot uit te hangen: sportiviteit bij het inhalen, ruime veiligheidsmarges, mooie bochtjes. RECE verwordt meer en meer tot een opleiding gericht om mensen naar RACE te brengen, maar het verschil tussen beide opleidingen lijkt me toch nog steeds groot. Voor de volgende keer (13 juni) ben ik er dus nog niet uit of ik die stap opnieuw ga zetten: hoewel ik stilletjesaan de bovengrens van de RECE opleiding bereik, zijn er gisteren in de RACE categorie iets te veel mensen in het grind (of het gras) beland.

We zien wel. Gisteren heb ik in elk geval genoten, al is dat vandaag iets minder. Ondanks een (verdiende) massage is mijn lichaam volledig stram: voeten, onderbenen, bovenbenen, knieën (amai!), zitvlak, rug (schouderbladen), armen, polsen en vingers (vooral van het rechterhand: gas en rem). ’t Was duidelijk (te) lang geleden.

vanalles en nog wat

vanochtend (vervoer)

Als ik de binnenlandse pers doorneem (nuja, DM & DS), vraag ik mij af of ik vandaag toch niet beter ook met de motor naar het werk was getogen. Laat ons maar optimistisch blijven en hopen dat ik –op een deftig uur– thuis geraak.

vanochtend (spraakverwarring)

Gezien ik sinds gisteren mijn wekker met vijf minuten heb vervroegd, heb ik nu tijd om in het Sint-Pietersstation mijn ontbijt (bij de Panos) te halen.

– Een croissant, een chocoladekoek en een lait russe, alstublieft.

“Alstublieft, meneer. Het was toch een koffie verkeerd hé,” vroeg de juffrouw terwijl ze mijn bestelling ingaf. Op het schermpje van de kassa lichtte in groene matrixprint ‘latte macchiato‘ op.

vanochtend (spek voor mijn bek)

Net (in DS) een mooie recensie over het optreden van het Spectra Ensemble in de Antwerpse Singel gelezen: Meeslepend minimalisme van Spectra. Geschreven door Maarten Beirens. Snel even gegoogled, en terecht gekomen bij zijn personeelsfiche op de KUL: […] waar hij in 1997 afstudeerde met een thesis over Amerikaanse minimal music. Daarbij sluit ook zijn doctoraatsonderzoek aan. Momenteel bereidt hij een doctoraatsthesis voor over Europese minimal music. Daarin worden minimalistische werken van Louis Andriessen, Karel Goeyvaerts, Michael Nyman en Gavin Bryars geanaliseerd en geduid. Alsook: De Europese minimal music. Niet alleen verschrikkelijk interessant, het past perfect in mijn interesses (maar het zal wel weer te technisch voor mij zijn, vrees ik).

vanavond (gokkend)

…wordt dertien plots ook úw geluksgetal.