Sinds kort staat er een wagen voor onze poort. Normaal gezien wekt zulks een beetje wrevel op, dat dan verdwijnt een uurtje of zo na een kort telefoongesprek met de politiediensten. Deze keer niet.
De nummerplaat van de wagen komt immers overeen met de nummerplaat die op onze poort werd bevestigd, want sinds vorige dinsdag hebben we er een wagen bij. (Erbij, dus we hebben er nu twee, inderdaad, waarvan er eentje in de ‘garage’ staat, zodat elke oender die zich voor de poort stelt als de Mercedes weg is, alsnog kan getakeld worden. Want ja, we moeten soms allebei weg. Daarmee lijkt het probleem van de poort toch al ten dele opgelost.)
Het is de Mercedes C van de (schoon)ouders, die zich een nieuw voertuig hebben aangeschaft, en ons het oude exemplaar hebben geschonken. We zijn er vorige week mee naar Bouillac gereden (dat scheelt weer geld voor een huurauto –we hebben er zo eigenlijk meteen het bedrag voor de verzekering uit gehaald), en dat bolde ferm goed. Veel beter dan de 200.000+ kilometers op de teller zouden laten vermoeden. Als ik ooit binnen ben, koop ik mij een nieuwe. Een E-, of een SL-klasse. Met al dat geld dat ik verdien aan mijn jazzfotografie zal dat trouwens niet lang meer duren. (Moet ik erbij zetten #ironie ? Echt?)
Het is een fantastische auto, en ik rij er super graag mee. En de afmetingen (twee keer zo lang als onze andere, denk ik), die vallen best mee. Een beetje hetzelfde als de Alfa 156 waar ik rond de eeuwwisseling mee reed. Ugh, en dat ding heeft zes versnellingen. Zes! (En het verbruik lag op 4,6 l / 100 km naar Bouillac.)