kuddegeest

“Liefje, dat vind ik gewoon óngelooflijk”, begon Tessa. En als ze zo begint, dan volgt er meestal niet veel goeds.

Ze stond diep in de ijskast gebogen, zo’n dikke Amerikaanse kast om u tegen te zeggen, en waarin op één schap gemakkelijk drie gallons melk en vier flessen van 64 fl. oz. cranberry juice kunnen. Haar hoofd kwam er net niet bevroren terug uit, en in haar ene hand hield ze één van die 64 fl. oz. flessen, in het andere had ze een koppel ijsblokken die zo’n ijskast met regelmaat uit haar diepste binnenste spuwt in een vergaarbak. Die vergaarbak moet regelmatig geleegd worden, gezien wij nog niet zo’n grote ijsblokverbruikers zijn, want anders belanden die op de bodem van de diepvries alwaar wij er een paar hadden ontdekt toen we de kast bij onze aankomst in gebruik hebben genomen. Wij hadden er toen nog absoluut geen idee van waar die dingen vandaan kwamen. Blijkbaar is de kast dus ook op de waterleiding aangesloten.

Ik keek haar vragend aan en trachtte het beetje spanning dat in mij opwelde te verbergen. “Ongelooflijk?”, vroeg ik haar, er nog net in slagend mijn stem niet te laten overspringen. Ik werkte schijnbaar achteloos verder aan de computer. Dergelijke strategie werkt in zulke gevallen langs geen kant, zo heb ik al ondervonden, maar een mens blijft zich instrictief vastklampen aan die ene strohalm waarvan hij vermoed dat die hem een overlevingskans biedt. Hoe breekbaar dan ook.

“Ah ja,” klonk het, “ik kan er niet van over dat ge hier de eieren in de koelkast bewaart.”

In België bewaren wij onze eieren netjes in het karton, náást de ijskast. In de Delhaize worden ze immers evenmin in de koeling aangeboden, en ook de verse dioxine-eieren die wij van mijn schoonvader krijgen worden lauw ergens uit de kip gestuwd en verder bij kamertemperatuur bewaard. In Amerika worden de eieren –in verpakkingen van 6, 12 en 18– enkel in de koeling aangeboden.

“Maar het staat op de verpakking,” probeerde ik voorzichtig, “keep refrigerated!”

“Euh, ja, en sinds wanneer houdt dát u tegen?”

Ze had gelijk, dacht ik, en terstond veerde ik van mijn stoel recht –waardoor het nu haar beurt was om een terloopse en ongegronde spanning te verbergen– begaf mij manhaftig naar de ijskast, en haalde er de 14 eieren uit om ze met een net op tijd ingehouden smak op het aanrecht te plaatsen. De koelbloedigheid zelve zette ik mij terug achter de computer, en het snel gemurmelde “het zal wel zijn dat ik mij daar niets van aan trek” kon nog even op de beoogde bewondering rekenen voor ze zich naar boven begaf om Henri naar bed te brengen. Zij leest hem eerst nog een verhaaltje voor, en nadien kom ik nog eens met mijn hand door zijn haren warren, waartijdens hij zich steevast verbeten aan mij vastklampt alsof morgen geen 12 uren maar 12 weken van ons weerzien was verwijderd.

Amper waren ze de trap bestegen, of ik sloop recht, er nauw op lettend dat ik vooral geen lawaai maakte, om voorzichtig de eieren opnieuw in de ijskast te zetten. Misschien hebben ze andere kippen in Amerika, of leggen ze hier eieren op een gans andere en vooruitstrevende manier. Want ze gaan dat er toch niet voor niets op zetten, die keep refrigerated?