Publiekstrekkers worden vlotjes afgewisseld met minder bekende goden. Het blijkt een strategie die voor het bestaan van een festival zoals het BNRF levensnoodzakelijks is –een bovendien nog blijkt te werken ook. Tijdens het eerste gedeelte van het Festival betekende dit een programmatie waarin naast concerten van Reeves, Zorn en Madredeus, ook plaats was voor pakweg Paolo Fresu, Nathalie Loriers, en Michel Herr. Een uiterst geslaagde mix, die de festivalgangers naar waarde wisten te schatten.
Zondag 16 juli was zonder twijfel een topdag voor het eerste gedeelte van het festival. De beetje ongelukkige neiging tot middelmaat van de voorafgaande concerten (uitzonderingen niet te na genomen), werd reeds vanaf het eerste concert overwonnen. P.A.R.T.E. –het Paolo Fresu Quintet— speelden een luchtig, zij het enigszins gepolijst spel met veel interactie en een aantal grappige intermezzi die het publiek we wist te waarderen. Loriers ging op het zelfde élan verder, al verliep de verbale interactie met het publiek ietwat stroever. Dat deed echter in het geheel geen afbreuk aan de muziek zelf. Chemins Croisés is onderhand een klassieker op het podium aan het worden (ook de pas uitgebrachte gelijknamige CD ontbreekt beter iet aan uw collectie). Loriers liet zoals gewoonlijk heel wat ruimte aan Karim Baggili, wiens ‘exotischer’ composites naadloos in het programma werden ingepast.
Het hoogtepunt van deze dag was –voor deze reporter althans– weggelegd voor het trio Romano-Sclavis-Texier. De muziek is geïnspireerd op de reizen in Afrika die ze ondernamen in het gezelschap van Magnum fotograaf Guy Le Querrec. De composities die daaruit voortvloeiden zijn niet noodzakelijk verwant aan Afrikaanse muziek, maar zijn veeleer gebaseerd op hun herinneringen en de associaties die de foto’s van Le Querrec oproepen. Het samenspel tussen de heren is van een overtreffende trap.
En dan was er Charles Lloyd. Crossover muziek, van een man die net niet helemaal van de jazz scène was verdwenen. Lloyd begon aan de piano, zette zich achter de drums, en eindigde tenslotte met sax en dwarsfluit. Helemaal boeien kon het niet, daarvoor miste het concert de nodige dynamiek. Zweverig, is misschien nog de beste omschrijving.
Maandag was een vreemde eend in de bijt. Noch Tania Maria, noch Ed Motta vallen binnen het genre jazz-met-uitroepteken. Maria bleek een pastiche van zichzelf te zijn geworden, terwijl Motta er toch beter in slaagde het publiek mee te trekken.
Bij Madredeus was er voor het publiek geen houden meer aan. Hoewel de uitvoering nogal steriel en statisch was, ging het publiek helemaal uit de bol. De variatie was in dit optreden echter ver zoek: na twee liedjes was de groep zowel choreografisch als muzikaal in een weining boeiend stramien verzandt. Jammer.
Helemaal anders ging het eraan toe bij Mariza. Hoewel ze vorig jaar nog op het festival was te zien, bracht ze deze keer een volledig nieuw en gevarieerd programma. Ze staat er nog steeds fragiel en breekbaar –maar net daardoor straalt ze kracht en ervaring uit die men pas van een meer doorwinterd artiest zou vermoeden. Het betere werk van deze avond.
Op dinsdag kregen we van Uri Caine en het Bedrock Trio humor van de bovenste plank. Caine baseert zich op een aantal samples –of begeleidt een langere sample– om daaruit een aantal elementen te lichten waarop de groep dan verder bouwt. Populaire deuntjes worden quasi onherkenbaar uitgewerkt via drumsolo’s die worden opgepikt door bas en orgel. Zeer geslaagd.
Hetzelfde kan helaas niet worden gezegd van Madeleine Peyroux, die er zich over verwonderde dat het Vlaamse publiek niet meteen happig was een “Hello Holland”, en er eigenlijk liever de brui aan had gegeven. Muzikaal stelde Peyroux niet zo bijster veel voor; het contrast was redelijk groot met de vakkundigheid van Michel Herr & Life Lines die voor haar hadden opgetreden.
Maar dan was er Toots natuurlijk. Een sublieme bezetting met de blinde pianist Bert Van den Brink en Hein Van de Geyn op bas, maar wat kwam in hemelsnaam Trijntje Oosterhuis op de set zoeken. Haar stem was veel te vlak en monotoon, met weinig onderbouw of draagkracht. Een spijtig accent bij een anders zo mooi klinkend trio.
Gedegen muziek, in dat eerste gedeelte van het Blue Note Records Festival. Onze top vijf bestaat uit –in chronologische volgorde– Dianne Reeves, John Zorn, Jason Moran, Paolo Fresu, en Romano-Sclavis-Texier. Ook over de publiekstrekkers, die vooral in het tweede gedeelte de overhand nemen, waren we in grote mate te spreken. Madredeus bracht het Gentse publiek waar het voor gekomen was, Mariza bezorgde ze net dat ietsje meer. Ook Zorn en Reeves lostten de verwachtingen moeiteloos in.
29.000 mensen bezochten het festival, dat is zo’n 20% meer dan vorig jaar. Directeur Bertrand Flamang is duidelijk op goede weg. Democratische prijzen, gekoppeld aan kwaliteit, zowel wat betreft de programmatie als de sfeer als de catering, zorgen hopelijk voor een blijvende erkenning van het Blue Note Records Festival. De eenmalig subsidie van 100.000 EUR door de Nationale Loterij is alvast een stap in de goede richting.
Het Blue Note Records Festival vond plaats van 13 tot 23 juli op de Bijloke site.