Het nieuwe operaseizoen is bekend, en dat ging ook aan onze krant niet onopgemerkt voorbij. Wel twee kolommen, toch wel een heuse halve pagina hoog en één derde pagina breed (de rest werd ingenomen door reclame), kreeg de eerbiedwaardige reporter ter beschikking om daarover te berichten (Het geloof van Aviel Cahn, De Morgen, 21-22/04/2012). Niet meteen plaats voor uitdieping, en dat verklaart waarschijnlijk ook de weinig bijdehandse blurb over seizoensopener.
De insteker is het geloofthema dat Aviel Cahn heeft gekozen als leidraad voor het nieuwe seizoen. Aviel Cahn is de directeur van de Vlaamse Opera, een bijzonder enthousiaste man. Ik had het genoegen hem even te ontmoeten vorige dinsdag, op de receptie na de vertoning van Rumor –niet dat ik verwacht dat hij zich daar ook maar iets van zal herinneren, maar hij heeft een erg positieve en (als ik even een germanisme mag gebruiken:) begeesterende indruk nagelaten.
Waarin gelooft Terry Gilliam? Niet meer in Monty Python, mogen we vermoeden. Hij mag het operaseizoen openen met La Damnation de Faust van Hector Berlioz. Gilliam regisseert het stuk naar eigen zeggen als “een helse rit doorheen de Duitse geschiedenis”. We mogen hopen dat hij er ook wat van de twijfel van Faust in legt, die alles gestudeerd had en toch niets wist. Want is niet die twijfel het noodzakelijke complement van het geloof?
Het is een beetje jammer dat er enkel plaats was om Terry Gilliam met Monty Python te associëren. De laatste Pythonfilm dateert van 1983, en toen had Gilliam al zijn tweede (nog niet echt) postPython film geregisserd (Time Bandits, 1981). Gilliam is sindsdien vooral bekend van zijn bevreemdende films zoals Brazil (1985), 12 Monkeys (1995), Fear and Loathing in Las Vegas (1998) en The Imaginarium of Doctor Parnassus (2009). De stap van filmregisseur naar operaregisseur is dan misschien ook wat minder verwonderlijk dan de korte tekst zou kunnen suggereren. (Zoals Gilliam zelf zegt: “From cartoons to animation to films to opera. It’s a good journey.“)
De opdracht voor Gilliam gebeurde in coproductie met de English National Opera, en de première vond vorig jaar in Londen plaats. De pers was behoorlijk positief (Rupert Christiansen in The Telegraph, Andrew Clements in The Guardian, Jessica Duchen in The Independent zijn telkens goed voor vier tot vijf sterren). Volgens Rupert Christiansen haalt Gilliam zijn mosterd bij Thomas Manns Doctor Faustus (ik moet dat tegen september maar eens herlezen, want dat is van mijn schooltijd geleden), en de regisseur leidt ons van de Duitse romantiek tot Auschwitz. Het klinkt allemaal très ‘Gilliams’, die geen gemakkelijke taak had met een opera die eigenlijk niet eens een ‘echte’ opera is, maar een légende dramatique (zoals Berlioz het zelf omschreef), eerder opgevoerd als oratorium of een concertante opera dan een theatrale. Ik kom er later nog wel op terug, maar het is alvast uitkijken dus, om zelf te ontdekken hoe Gilliam die Faustiaanse twijfel heeft verwerkt in de teneergang van het Duitse hoogtepunt der romantiek naar het dystopische recente verleden.