cat(wo)man

Gisteren nog ben ik bij mijn moeder langs geweest om haar kat eten te geven –of liever, mijn kat.

Biche (don’t ask) is een kruising tussen een Pers en een ongekende vader –ze had maar niet zo lang aan de vuilniszakken moeten staan snuffelen, vertelden de goedlachse eigenaars. Ik had hem –om een of andere onverklaarbare reden– gekregen, toen we nog in Lochristi woonden, ergens rond 1985. Het was meteen grote liefde. De eerste twee of drie jaar heeft hij de buurt onveilig gemaakt, ongeknipt, en meteen voor een nageslacht gezorgd. Toen dat –tijdens een nachtelijke escapade– door mij werd ontdekt, werd zijn mannelijkheid daags erna gekortwiekt.

Ondertussen is hij zo’n 20 jaar oud, mist een tand (of meer dan één), hoort en ziet wat minder goed, en heeft hij een verhuis naar Sint-Amandsberg achter de rug, waar ik hem heb moeten achterlaten, omdat (1) mijn moeder er erg aan gehecht was geraakt en (2) ik hem geen tweede verhuis wou aandoen. (Tijdens de eerste verhuis heeft hij een dag of twee-drie in een kast op mijn kamer doorgebracht, trillend van angst.)

Het is een ernorm lief beest, erg speels (mijn armen werden destijds dagelijks volgekrabt), en heeft ondertussen ook vriendschap gesloten met een merel, waarmee hij –zoals ik gisteren met eigen ogen heb mogen aanschouwen– heel gemoedelijk zijn kattebrokken deelt.

(En telkens krimpt mijn hart een beetje als ik eraan moet denken dat ook aan zijn bestaan een einde gaat komen.)

uitputtend

Op deze, de ongetwijfeld warmste dag van 2004, hebben wij een (uit)stapje gewaagd naar Ikea (Ternat), RAD (Willebroek) en Tom & Co (Gent).

Daarvan hebbende meegebracht:

  • dekbedovertrekken voor aan zee (eind augustus)
  • een nieuwe motorvest (dainese), met zwart en zilver en geel
  • (bijna een nieuwe helm –shoei)
  • een discusvis voor in ’t aquarium, met prachtig goudgeel en rood (een klein beetje) en oranje en precies vuurschietende ogen

En waarbij we vooral de befaamde Zweedse gehaktballetjes hebben genuttigd. (En Henri bij het binnentreden al gauw uit het ballenbad mochten vissen.)

overdrijven

President Bush’s re-election campaign insisted on knowing the race of an Arizona Daily Star journalist assigned to photograph Vice President Dick Cheney. The Star refused to provide the information.

Danny Diaz, a spokesman for the president’s re-election campaign, said the information was needed for security purposes.

“All the information requested of staff, volunteers and participants for the event has been done so to ensure the safety of all those involved, including the vice president of the United States,” he said.

Diaz repeated that answer when asked if it is the practice of the White House to ask for racial information or if the photographer, Mamta Popat, was singled out because of her name.

Die kans is niet onbestaand natuurlijk. Maar om daar meteen een racial issue van te maken. Door de subjectieve berichtgeving van de Arizona Daily Star (ADS) beschikken we waarschijnlijk niet over alle informatie, maar een bezoekje aan het discussie op sportsshooter.com geeft ons het volgende:

Our newspaper is right across the courtyard from them and it could be easily assumed that we would be covering VP Cheney’s visit -and we did. The fact is, we were also telephoned by the Bush-Cheney camp to verify my race and gang, my name is as anglo as they come. When I arrived at the event, I was subject to name verification. I was searched, they used a metal detector on me, two secret service guys searched my bag and a bomb/drug dog inspected my bag as well. I do not believe race had a thing to do with it.

En nog:

I don’t like these invasions anymore than the next person, but saying that this was racial profiling when our reporter is a white male and I am a white male, well, I just don’t see it, folks.

Ik vraag mij af wat het meest verontrustende is: dat je, wanneer je om distinctive features vraagt (en huidskleur is dat, mag je toch wel aanneemen), meteen van racisme beschuldigd wordt, of het feit dat iedereen die controles zomaar for granted neemt.

Read my lips: no more privacy.

et dieu créa…

Bij het vorige stukje (over de Coubertin) wou ik nog bijvoegen dat we best de Coubertins dwaling om vrouwen uit de sport te weren (om esthetische redenen !) met de mantel der liefde bedekken.

De man leefde tenslotte zo’n eeuw geleden, en ik vermoed de menschen in ’t Vaticaan ook nog: Het feminisme heeft voor vijandigheid tussen mannen en vrouwen gezorgd, zo de essentie van het gezin ondermijnd en tot de promotie van het homohuwelijk geleid. [DM]

Het blijft lachen.

Straks eens de volledige tekst (37 bladzijdekens) opsnorren. Want men zal (hopelijk) wel weer van de meest controversiële stukken de headlines gemaakt hebben. Toch?

olympisch

Sport is aan mij niet besteed. Niet dat ik het verafschuw of beschimp, het is gewoon niet mijn ding. Ook de olympische spelen kunnen mij niet onmiddellijk bekoren, al ben ik weer zeer onder de indruk van het artikel in DS over Baron Pierre de Coubertin (opgevoed door de jezuïeten, jaja).

Een heerlijk idee van sport als bezieling, perfect passend in het (laat) romantische gedachtengoed. Echte sport, want (bijvoorbeeld) voor de 1.200m zwemmen werden de atleten per boot in zee gedropt en de zwemmer die als eerste opnieuw de kust bereikte, won.

Later blijkt de Coubertin ook een realist, want:

Dat hij de “bedreigende” bui van de commercie al zag hangen blijkt uit zijn afscheidsspeech in 1925, toen hij zich als IOC-voorzitter terugtrok: “Markt of Tempel! De sportlieden zullen moeten kiezen. Sportlieden kiest!”.

Later zou hij daar nog een bitter grapje over maken: “Indien reïncarnatie bestaat, dan zien jullie mij misschien wel op een dag terugkomen om datgene te vernietigen waar ik zoveel energie heb ingestoken om het op te bouwen.”

(Kopen, die krant!)

leesvoer

Drie boeken om aan de vorige twee lijstjes toe te voegen:

  1. The Coma van Alex Garland. Ugh. Geen woorden aan vuil maken. Waardeloos. Maar schone illustraties.
  2. De rest is geschiedenis van Luc De Vos: had ik gekocht omdat ik ’s mans columns wel kon appreciëren. Niet slecht, maar niet onmiddellijk een aanrader.
  3. Deception Point door Dan Brown. Helemaal al geen blijver, maar wel ontspannend, en snel uitgelezen. Ondanks alle hype rond The Da Vinci Code, vind ik Brown best te pruimen. So what als zijn schrijfsels vol historische fouten zitten. Het gaat om fictie (willing suspension of disbelief). Brown is –in zijn genre– een aanrader, net zoals Clancy dat was, en Grisham, en Cornwell. En Crichton (die dat eigenlijk nog steeds is).

Helaas moet ik nog altijd met hetzelfde afsluiten: ik ben nog altijd bezig aan Cryptonomicon. Pagina 506 van 918, en op pagina’s 505 en 506 vermeen ik net de sleutel tot de oplossing van het boek te hebben ontwaard. Of ontcijferd, om in de sfeer te blijven.