2006 is voorbij, en hoewel de warmterecords pas goed en wel gesneuveld zijn in de tweede helft van dit jaar, droeg de eerste helft –met stip– mijn voorkeur weg. De kentering is ergens gekomen tijdens de herfst, toen op een of andere manier mijn normale vrolijkheid een beetje haar weg verloor. Niet dat er geen goede dingen zijn gebeurd: ik denk aan Henri’s trompetlessen en zijn inzet op school; Tessa’s feest, haar afstuderen en haar benoeming; en mijn tattoo; om maar drie dingen op te noemen. De eerste helft was gewoon beter, maar misschien is dat (a) omdat het al verder weg is en (b) ik hoegenaamd geen winterpersoon ben, en we in de eerste helft van het jaar zicht op lente en beter weer hebben –terwijl het op dat vlak in de tweede helft enkel bergaf kan gaan.
Wij onthouden twee ronduit schitterende boeken uit de oogst van 2006: Saturday van Ian McEwan bijvoorbeeld (gelezen in maart), en (het nog net iets betere) The Good Life van Jay McInerney (gelezen in juni).
Goede pulp was er ook, met maar liefst vijf Childs (Tripwire, Echo Burning, Without fail, Persuader, The Enemy); een excellente Ruth Rendell (Live Flesh) in oktober; The Holcroft Covenant van Robert Ludlum (in augustus); en een heleboel slechte Scandinaviërs.
Wat betreft het Nederlandse taalgebied waren we (op zijn minst een beetje) onder de indruk van het onderdeel Manhattan on the left bank uit Alfa Amerika van Jan Van Loy en Joe Speedboot van Tommy Wieringa (maart); de New Yorkse nachten van Herman Portocarero –wij kijken reikhalzend uit naar het tweede deel– (mei); en ook Thomas Blondeau heeft onze aandacht getrokken met zijn Ex (november).
En al was de oogst goed, toch hebben we slechts 43 boeken gelezen –wat een pak minder is dan de 59 van het jaar ervoor. Geen idee wat er allemaal op stapel staat voor 2007 (hopelijk de nieuwe Portocarero).