Dat ik enkel in de slaapkamer en mijn (aangrenzend) bureau mocht zijn, tot hij mij ’s ochtends kwam halen, zo had Henri mij gisterenavond bij het slapengaan op het hart gedrukt. En dat we deze keer niet om zes of zeven of waarschijnlijk zelfs acht (het werd uiteindelijk ergens na tien) uur zouden gaan lopen.
Hij was met Tessa vroeg in de ochtend naar Bundervoet getrokken om koeken, en had vorige week in de OR mijn cadeau gekocht. “Ik moet dat hebben,” had hij daar gezegd, en de juffrouw die hem geholpen had (niet Katrien of Charlie dus, want die kennen hem goed genoeg) had gezegd dat dat het beste in zijn soort was. Waarop hij even met zijn ogen naar zijn moeder heeft gerold ten teken dat hij dat ook zelf wel wist. Ocharme die juffrouw. Maar dat hij wel wat geschrokken was van de prijs, had hij achteraf aan Tessa toegegeven.
Hij is mij komen ‘wakker maken’ (ik was al op van ergens half zes) met een roos, omdat hij weet dat ik van bloemen hou. Er lag een (flink uit de kluiten gewassen) superkaartje (inclusief badge met daarop “No. 1 Dad”) met een heel erg lieve tekst op mijn bord. En hij had fruitsap geperst, maar had zich niet aan de koffie gewaagd. “’t Is het enige wat ge zelf moet doen. Maar misschien dat dit helpt,” suggereerde hij, terwijl hij mij dat megacadeau onder de neus schoof.
Wat een zoon.
Zalig zeg!