“Toe, laat ons eens naar Goblin Valley rijden,” opperde Tessa toen we van Salt Lake City naar Moab reden. Iemand in Seattle had haar verteld dat dit Utahs best bewaarde geheim was, waar we absoluut heen moesten als we toch die richting uit gingen. Het zou een omweg van twee uur (heen-en-terug) worden, voorspelde juffrouw gps toen ik het háár suggereerde. “Zeker de moeite,” bevestigde Tessa nogmaals.
Goblin Valley bestaat uit duizenden hoodoo rotsen, dat zijn van die lange rotspilaren die door eeuwen erosie zijn ontstaan. Het meest typische voorbeeld zijn die van Bryce Canyon. De hoodoo’s in Goblin Valley lijken dus erg op… goblins (of iets minder pc –de vallei werd eerst nog Mushroom Valley gedoopt door Arthur Chaffin in de jaren 20 van de vorige eeuw). “Op minder dan een uur zijt ge erdoor,” had Tessa nog beargumenteerd, en dat leek op het eerste gezicht wel te kloppen. We wandelden er één van de drie beschikbare trails af, en gingen vervolgens ad lib een beetje tussen de rotsblokken lopen (dat mocht).
We zijn (ik ben –Henri ging het eerste stuk nog mee) zelfs naar boven geklommen –niet op één van die champignons (dat wordt afgeraden), maar op de grote bergrug die het park grotendeels insluit. Alwaar ik werd getrakteerd op een bijzonder mooi overzicht op de (andere kant van de) vallei.
Uiteindelijk was het best de moeite van de omweg (al heb ik dat nog steeds niet toegegeven natuurlijk). De temperatuur was er al stukken beter dan in Seattle, zelfs met het voortdurend dreigende onweer waar we op de terugweg alsnog door moesten. Toen we het park uitreden, waren er zelfs een paar bambi-achtige dieren die vlak voor de wagen per se de straat nog over moesten. Een goed begin van de trip dus.
—