Ergens in maart 1957 begint Paul Bley (deze meneer, die op 15 mei in Vooruit optrad) met zijn trio te spelen in de Hillcrest Club in Los Angeles. Er komen een paar wissels, tot de band –naast Bley zelf natuurlijk– bestaat uit bassist Charlie Haden, drummer Billy Higgins en vibrafonist Dave Pike. Op een dag introduceert Higgins twee nieuwe muzikanten aan Bley, die hen –op vraag van de drummer– laat meespelen met de groep.
Several things happened almost at once. The audience en masse got up, leaving their drinks on the table and on the bar, and headed for the door. The club literally emptied as soon as the band began playing.
Op muzikaal vlak gebeurde er echter veel meer, want Bley meende in de twee muzikanten –niemand minder dan Don Cherry en Ornette Coleman– verwanten te hebben gevonden, die net zoals hijzelf op zoek waren naar vernieuwing in jazz. Wat eigenlijk ook wel het geval was.
For the duration of that gig, if you were driving down Washington Boulevard past the Hillcrest Club you could always tell if the band was on the bandstand or not. If the street was full of the audience holding drinks in front of the club, the band was playing. If the audience was in the club, it was intermission.
Er spreekt een zeker trots, maar tegelijkertijd ook zelfrelativering uit de beschrijvingen van Bley. Hij was zijn tijd vooruit, zo schrijft hij zelf, door al free te spelen terwijl het publiek daar nog helemaal niet klaar voor was. De echte ‘doorbraak’ van free (jazz) zou er immers pas komen een 7-tal jaar later, in 1964, met Albert Ayler (If people don’t like it now, they will.
). Al heeft het publiek het er vaak nóg wel moeilijk mee, 40-50 jaar later.
Citaten komen uit Stopping Time, Paul Bley and the Transformation of Jazz, Paul Bley en David Lee, 1999
Dave Pike heeft ooit met Peter Hertmans bij mij gespeeld.
Had een korte periode een jazz-bar op de Kuipers kaai en verdween daarna met de noorderzon.
Zijn leven lijkt op dat van Chet Baker;drugs-schulden-gevangenis . . .