Ze is weer weg. Het is de gewenning voorbij, dat voortdurend afreizen naar congressen, en vooral die lege helft van dat bed dat de ganse nacht naar mij ligt te roepen om verwarmd te worden. Ze is vragende partij om mij op die korte buitenandse verblijven mee te nemen, maar ik ben daar veelal niet zo happig op. Het is werk, en waar ik vroeger placht mee te gaan om de omgeving te verkennen, heb ik geleerd dat haar onbereikbare nabijheid ter plaatse nog net dat ietsje zwaarder weegt dan haar afwezigheid hier.
“Hier”, zei ze, en met haar lippen gaf ze troost.
zo lief