“Wat zegt ge?”, slaakte de man net niet uit –al was zijn verbijstering duidelijk. “Dus uwen auto is perte totale?”
Hoewel hij helemaal achteraan in de bus zat, en ik hem niet kon zien, voelde ik hem gewoon ijverig knikken in zijn telefoon. Ik deed mijn uiterste best de rest van de conversatie niet te volgen, en was blij toen hij –onderwijl een paar keer “maar enfin” murmelend– eindelijk inhaakte. De stilte was van korte duur.
“Jeroom! Jeroom maat, mag ik u ne keer wat vragen. Dingske ligt in het hospitaal, ik heb net met haar gebeld.”
De bus was zo goed of leeg, enkel de anonieme beller achteraan en een oudere mevrouw vooraan hielden Henri en mijzelf gezelschap op de terugweg van de trompetles. Mogelijks was daaraan het gebrek aan discretie te wijten, al heb ik ontdekt dat de mensen tegenwoordig maar weinig schroom vertonen als het gaat over het in detail treden van de meest persoonlijke zaken via hun mobieltje op het openbaar vervoer. Het is het soort schroom dat ik maar niet kan overwinnen –misschien is dat een teken van ouderdom– maar waar ik vanzelfsprekend met ongepaste geboeidheid naar kan luisteren.
“Neenee, het is serieus deze keer. Haar schouderblad is gebroken, en haar ruggenwervel, en haar auto is totaal kapot. Ze ligt in het ziekenhuis, en nu wou ik vragen of ge soms deze week geen tijd zoudt hebben om effekens mee te gaan met mij om haar te gaan bezoeken.”
Hij vermeldde de locatie van het ziekenhuis en de kamer waarin de juffrouw lag, en luisterde naar het antwoord van zijn maat.
“Moeilijk deze week? Allez, Jeroom,” klonk het vol ongeloof, “dat meiske heeft dus wel haar armen gebroken hé. En ze heeft een paar ribben gekneusd, en haar benen gebroken, en er is iets met haar hoofd ook…”
Het kon waarlijk moeilijk erger klinken, en Jeroom stelde vermoedelijk de vraag die ook in mij opkwam.
“Wat ze dat niet gebroken heeft? Ja, dat weet ik ook niet. Maar Jeroom… Jeroom… dat meiske heeft het dus nu vooral gewoon nodig om mensen rond haar te hebben hé Jeroom. Maar als ge echt niet kunt, dan ga ik wel alleen… Ja. Ja. Gans kapot, ja. Oei. Ik bel subiets terug.”
…want op dat moment arriveerden we aan het Sint-Pietersstation, waarop de beller de bus uitstoof om zijn verbinding niet te missen. Ik hoop maar dat Jeroom dat meiske gaat bezoeken.
Ik heb een gelijkaardig verhaal meegemaakt vandaag op de trein. Een vrouw die verschrikkelijk luid in haar gsm aan het toeteren was: “Ça ne m’interesse pas si tu me trompe avec ma copine.” En heel de wagon maar meeluisteren. 😉