Na zowat een maand met de motor naar het werk te zijn getrokken, reis ik sinds gisteren weer met de trein. Dat is een hele aanpassing, want dat betekent o.a. dat ik bijna een uur vroeger moet opstaan, en dat ik niet langer het ontbijt met de madam en de zoon kan nuttigen. Vooral dat laatste speelt mij parten.
Het is ook veel hectischer, want wat ik de avond voordien niet heb klaargelegd of in mijn tas gestoken, moet in zeven haasten ’s ochtends nog worden bijeen gegraaid. Zoals de komkommer die ik gisteren in de ijskast ben vergeten. Of mijn GSM vandaag.
Drie keer ben ik vanochtend van helemaal beneden naar boven geklommen. Eerst tot mijn bureau op de tweede verdieping, dan naar de ijskast in de keuken op de eerste verdieping –waar ik vandaag wel mijn komkommer uit heb gehaald, en waarvan ik vreesde dat ik hem voor mij GSM had verruild– en tot slot naar de badkamer op de tweede verdieping. Waar ik niet ben geweest is de ‘kleedkamer’ op de derde verdieping, en op de trein was ik ervan overtuigd dat ik het onding daar had laten liggen.
Want hoewel ik niet meteen een fervent gebruiker ben van de mobiele telefoon –een ochtendlijke babbel met de madam en een paar smsjes volstaan al ruimschoots voor mij– voel ik mij toch niet ‘compleet’ als ik mijn keitje niet bij me heb. Een beetje bloot, maar dan met mijn kleren aan. Ik ben ervan overtuigd dat u mij begrijpt.
Gelukkig dacht ik eraan –eenmaal op het werk aangekomen– om toch maar eens mijn eigen telefoon te bellen. En voorwaar, helemaal onderaan in mijn tas lag mijn kei geëxciteerd te trillen.
🙂