bloedneus

“Papa,” kwam Henri mij zaterdagochtend wakker maken, “ik heb een bloedneus gehad.” Ik had zowat de ganse nacht boven de WC gehangen, tot ongeveer een half uur voor deze mededeling mijn kots van water tot groene en dan gele gal was verkleurd, en ik eindelijk slaap had gevonden.

Hij klonk verontschuldigend. “Maar het is al gedaan hoor, ik heb gewoon een papieren zakdoekje gepakt en tegen mijn neus gehouden tot het gedaan was.”

Ergens moet ik bloed hebben gehoord, en zeker neus, maar geen van beide termen werd in mijn hersenen geregistreerd.

-Zou je niet bij mama in de badkamer gaan, jongen? Tessa was opgestaan toen ik van mijn meest recente kotsbeurt terugkeerde, en ik hoorde half de douche.

“Ja papa. Maar ’t is OK nu hoor,” probeerde hij mij nog gerust te stellen. Ik probeerde uitgeput terug te slapen.

Een halfuurtje later hoorde ik van Tessa dat er nog wat bloed op zijn bovenlip en op een stuk van zijn rechterkaak had gezeten. Bijna was ze zelfs zo met hem naar de bakker getrokken. Hij was naar het toilet geweest, en toen hij terug in bed geklommen was, had hij een bloeddruppel gezien, vertelde hij. Het papieren zakdoekje was doordrenkt, maar toch was hij niet in paniek naar beneden gespurt. “Nee, ik heb nog nooit eerder een bloedneus gehad.”

Er zijn geen kinderen meer.