Requiem

Goed, ik geef het toe. Ik heb het te lang uitgesteld om een bespreking te schrijven over deze film. Dat ik het alsnog doe, op het moment waarop de film hoogst waarschijnlijk bijna uit roulatie wordt gehaald, spreekt alleen maar in het voordeel van de prent.

Er zijn minstens twee invalshoeken om aan deze bespreking te beginnen. Enerzijds is er de vergelijking met The Exorcism of Emily Rose, en anderzijds is er de wel waanzinnig weinig commerciële titel van de film. Requiem? Requiem! Op zijn best doet het mij denken aan Mozart, maar als ik eerlijk mag zijn, deze film stond helemaal onderaan op mijn lijstje gemarkeerd tijdens het voorbije Filmfestival. Ik had de keuze tussen twee uur niks doen om de tijd te doden tussen El Método (bespreking volgt) en The Black Dahlia (bespreking volgt niet, maar die hebt u toch al gezien, mag ik hopen), of alsnog een extra drieënnegentig minuten doorbrengen in het comfortabele duister van de Kinepolis filmzalen.

Zowel Requiem als The Exorcism of Emily Rose zijn gebaseerd op het (korte) leven van Anneliese Michel. Na het fictieve The Exorcist, gebaseerd op de gelijknamige roman van William Peter Blatty, is het verhaal van Michel (nee, niet die) zonder twijfel het meest bekende recente exorcisme. (Al wil ik best toegeven dat ik er niet van had gehoord vóór beide films –u wel?)

Exorcisme in zijn meest bekende vorm is toe te schrijven aan de film The Exorcist uit 1973, gebaseerd op het gelijknamige boek uit 1971. In 1970 was Anneliese Michel al overtuigd van haar demonische possessie. Ze kreeg medicijnen voorgeschreven die niets aan haar toestand verbeterden, en in 1973 –toen de Exorcist film verscheen– werd ze behandeld met Tegretol (carbamazepine), een medicijn dat afgeraden werd voor ‘vruchtbare’ vrouwen. Niettegenstaande, bleef Anneliese het medicijn nemen tot bijna een jaar voor haar dood.

De Kerk stond initieel weigerachtig tegenover een exorcisme, omdat de bewijzen niet sluitend genoeg zouden zijn. Tot de bisschop van Würzberg, Josef Stangl, overtuigd door een locale priester, Ernst Stalt, in 1975 alsnog toestemming gaf. Iets minder dan een jaar voor haar dood werd het exorcisme voorbereid –met stopzetting van verdere medische begeleiding.

Anneliese Michel is overleden. Hetzij aan de stopzetting van haar medicatie, hetzij aan uitputting door het exorcisme, hetzij door de demonen die bezit van haar hadden genomen. Eigenaardig genoeg heb ik –als agnosticus én echtgenoot van een medische doktor– het minste moeite met de aanvaarding van dat laatste. Maar dat is een persoonlijke inschatting.

Requiem is alvast een (veel) betere film dan The Exorcism of Emily Rose. Laatstgenoemde film valt immers vooral te catalogiseren onder de noemer horror, waarbij de nadruk ligt op de demonen en het spectaculaire gedeelte van het exorcisme. Bij Requiem ligt de nadruk op Michaela Klingler, het gefictionaliseerde personage dat representatief is voor Anneliese Michel.

Regisseur Hans-Christian Schmidt benadrukt dat, hoewel Requiem is gebaseerd op feiten, de personages en hun daden niet vrij zijn van verbeelding. Voorzeker zijn er duidelijke parallellen met Michels leven, maar deze film is noch een documentaire, noch een biografie. Schmidt toont een eigen interpretatie van de feiten, een interpretatie die nochtans veel dichter bij de waarheid aanleunt dan die van zijn Amerikaans-commerciële penchant.

De hoofdrol in de film wordt vertolkt door Sandra Hüller, voor wie de rol van Michaela de eerste hoofdrol in een langspeelfilm was. Het was meteen raak ook, want ze heeft –verdienstelijk– de Lola van 2006 voor Beste Hoofdrolspeelster weggekaapt, en de Zilveren Beer voor Beste Actrice in Berlijn. Schrijven dat Hüller goed speelt in deze film is een understatement. Hüller overtuigt én belichaamt de gekweldheid zelf, en slaagt er zelfs in de meest onwaarschijnlijke momenten voor waar te laten doorgaan –zonder nood aan de speciale effecten die in The Exorcism of Emily Rose een essentieel deel uitmaken van de belevenis.

In Requiem draait alles rond Michaela, en hoe ze in conflict raakt met zichzelf. In het begin lijkt het vanzelfsprekend dat haar toestand medisch te verklaren valt, maar naarmate de film vordert, wordt het duidelijk dat ze door meer wordt gegeseld dan door logica valt te verklaren. En toch blijft de kijker te allen tijde zijn willing suspension of disbelief behouden.

Requiem draait niet rond effecten, maar rond de prestaties van de acteurs (hoofdrolspeelster) en de regisseur. Geloofwaardig is het in elk geval, en het enige echt negatieve wat over deze film valt te vertellen is de wel zeer ongelukkige keuze van de titel. Schmidt heeft met Requiem een pareltje afgeleverd, en ik hoop dat ook zijn ander werk op de Belgische markt valt te ontdekken.

Requiem, van Hans-Christian Schmid met Sandra Hüller. Te zien in de Sphinx (Sint-Michielshelling)

(Deze recensie verscheen eerder al bij Gentblogt.)

op schema

Wat ik telkens weer opmerkt, zo tijdens die festivals, is hoe totaal vervreemd men raak uit de normale context. Het lijkt wel alsof mijn doel in het leven eruit bestaat zoveel mogelijk films te zien, en dat alles wat zich daarbuiten bevindt niet echt is. Ik heb ook amper tijd om de films te bespreken, wat niet zo’n ramp is, gezien de meeste pas in roulatie worden gebracht, lang nadat het Filmfestival is afgelopen.

Drie films worden echter vanaf woensdag in de zalen vertoond, en slechts één daarvan heb ik tot nog toe besproken. Ik heb ze wel alledrie gezien: Perfume: The Story of a Murderer, Sketches of Frank Gehry (bespreking), en The Queen. Die laatste zal ik vermoedelijk nog op tijd kunnen bespreken, maar voor Perfume had ik eigenlijk eerst graag nog het boek herlezen.

Zo zit ik eigenlijk met drie boek/film-combinaties: ik lees momenteel Live Flesh (Ruth Rendell), dat Almodovar heeft verfilmd tot Carne Tremula; dan is het de beurt aan Perfume; en daarna The Black Dahlia (komt pas op 8/11 uit). Hoogst waarschijnlijk worden ze ook in die volgorde hier (wat betreft de eerste) en ook op Het Project (de laatste twee) besproken.

In het geval ik het niet haal: The Queen is de moeite, maar ik heb er een paar bednkingen bij; Perfume vond ik niet goed, maar ik blijk met mijn oordeel nogal geïsoleerd te staan, en Sketches of Frank Gehry moet u zeker zien als u in Gehry bent geïnteresseerd. Geen meesterwerk, maar ik heb mij niet verveeld. Anders kan u er de bespreking nog eens op nalezen?

El Labirinto del Fauno (Pan’s Labyrinth)

Deze film laat zich niet in een hokje duwen. Hoewel El Labirinto del Fauno (Pan’s Labyrinth) kan omschreven worden als een (donkere) sprookjesfilm, zou ik u niet meteen aanraden om uw jonge kroost op deze prent te trakteren. Fantasy en gruwel (bijna: horror) worden hier immers met elkaar verstrengd in functie van de plot, die zich afspeelt in de context van de Spaanse Burgeroorlog en de overwinning van Franco.

El Labirinto del Fauno werd geregisseerd door Guillermo del Toro, die u misschien kent van Mimic, Blade II of Hellboy, of, als het helemaal goed zit, van El espinazo del diablo (The Devil’s Backbone). De ervaring die del Toro met eerstvernoemde films heeft opgedaan vertaalt zich nu in uiterst realistische special effects die de geloofwaardigheid van verhaal enkel maar ten goede komen. Thematisch sluit El Labirinto De Fauno dan weer perfect aan bij El espinazo del diablo.

El Labirinto del FaunoHet is 1944, de Spaanse Burgeroorlog is al even afgelopen, en Franco heeft de macht gehaald. Maar in de onherbergzamere gebieden zitten nog steeds guerrillero’s die het niet zo begrepen hebben op Franco’s fascisme. Carmen is onlangs hertrouwd met de koude en autoritaire man Vidal, een kapitein in Franco’s leger. Samen met haar dochtertje Ofelia –uit een vorig huwelijk– reist ze naar haar nieuwe man die de opdracht heeft gekregen in de bergen in Navarra de rebellen te verslaan. Ofelia heeft het maar moeilijk in de nieuwe situatie, en zoekt afleiding in het labyrint naast het huis. Daar ontmoet ze een Faun (Pan), die haar vertelt dat ze een princes is van een magisch koninkrijk. Om het koninkrijk te kunnen betreden, moet Ofelia evenwel drie proeven afleggen.

Wat volgt zijn eigenlijk twee verhaallijnen: het gevecht van Vidal tegen de rebellen, en de avonturen van Ofelia op zoek naar haar koninkrijk. Het geniale van de film zit hem net in de manier waarop del Toro er is in geslaagd beide werelden op zeer geloofwaardige manier met elkaar in contact te brengen. Verwacht echter vooral geen epische gevechten van saters met de soldaten van Vidal. De gruwel in beide onderdelen is van een geheel verschillend kaliber, en daarom niet minder reëel. Bij kapitein Vidal gaat het om het koudbloedige destructieve fascisme, terwijl de wereld van Pan voor Ofelia niet zomaar een plaats is waar ze in kan wegvluchten, maar waar ze ook haar eigen demonen onder ogen komt.

De film zit vol speciale effecten –of had u een Faun in uw tuin wonen? Del Toro gebruikt hier evenwel geen effecten omdat het kan, maar omdat het nodig is om de essentie van het verhaal te vertellen. Dit resulteert in een sterk realistische vertelling, waarbij u zich in beide onderdelen met veel gemak zal laten meeslepen.

El Labirinto del FaunoDe regisseur heeft zich gedurende een jaar voorbereid op deze film, maar eigenlijk was hij al met de plot bezig van voor hij zijn eerste grote film, Cronos heeft gemaakt. “Het script voor El Labirinto de Fauno gelijkt heel sterk op mijn eerste versie van El espinazo del diablo“, zo vertelt del Toro. “Het zou zelfs mijn debuutfilm geweest zijn indien ik destijds over het nodige budget had beschikt. De film speelde zich ook af tijdens de Spaanse Revolutie en vertelde het verhaal van een jonge, zwangere vrouw die bij haar man terugkwam in het huis dat hij had gerestaureerd. Als ze het huis bezoekt, ontdekt de moeder-in-spe een tuin in de vorm van een labyrint, waarin ze een sater aantreft. Ze bedrijft de liefde met het beest die haar voorstelt haar kind op te geven zodat ze voor eeuwig bij de sater kan blijven. Hoewel er grote overeenkomsten zijn met mijn oorspronkelijke idee, is de nieuwe versie ondanks alles toch heel verschillend geworden. Iets sentimenteler, misschien.”

Voor del Toro is El Labirinto de Fauno zijn beste film tot nog toe, met als belangrijkste thema de essentie van het fascisme. Het fascisme zelf hoeft daarom niet noodzakelijk bij naam te worden genoemd, maar del Toro ziet fascisme als de grootste denkelijke gruwel. Net daarom is dit ‘sprookje voor volwassenen’ de meeste geschikte vorm om dit verderf aan de kaak te stellen. Want het is kapitein Vidal (“mijn enige zwakte is mijn trots”) die het echte monster is, veel meer dan de wezens die Ofelia op haar tocht ontmoet.

Een heuse aanrader!

El Laberinto Del Fauno, van Guillermo del Toro met Sergi Lopez, Ivana Baquero, en Maribel Verdú, nog te zien op 14/10 om 22u30 en op 19/10 om 17u, telkens in Kinepolis. Er zijn nog plaatsen beschikbaar. De film verschijnt op 22 november in de zalen.

(Deze bespreking verscheen eerder vandaag op Gentblogt.)

Sketches of Frank Gehry

Frank Gehry is de beroemde architect van het Guggenheim museum in Bilbao (Spanje). Een aantal regisseurs hadden Gehry reeds verzocht een documentaire over de man te maken, maar tot nog toe had de architect die boot steeds afgehouden. Tot hij er zelf zijn vriend Sydney Pollack over aansprak. “Maar ik ben helemaal geen documentairemaker,” was diens antwoord, “en ik ken nog veel minder van architectuur.” “En juist daarom ben je geknipt voor de job,” pareerde Gehry.

Pollack volgde Gehry met een digitale videocamera, en de beelden komen –hoewel goed belicht en veelal met geslaagde invalshoeken– soms een beetje nerveus en onbeslist over. De hand held camera was Pollacks knipoog naar het dynamisme in Gehry’s werk. Om de gebouwen zelf vast te leggen werd meestal naar pellicule overgeschakeld –voor de beeldkwaliteit. Maar vooral het verhaal zelf is van tel.

Sketches of Frank GehrySketches of Frank Gehry is het verhaal van ietwat timide man, die ondanks de perikelen in een eerste huwelijk en een schijnbare creatieve dead end toch geworden is tot de geniale architect die we vandaag kennen. Een belangrijke rol was daarin weggelegd voor zijn psychiater, Milton Wexler, die erin slaagt Gehry’s creatieve geest te bevrijden.

Een keerpunt in Gehry’s leven en carrière was een avond in de jaren 80, toen hij de opdrachtgever voor het winkelcentrum Santa Monica Place bij hem thuis had uitgenodigd. Gehry had toen geëperimenteerd op zijn eigen huis, en daaruit bleek al zijn stijl, totaal verschillend van wat hij voor het conventionele winkelcentrum op papier had gezet en nu de voltooing naderde. Zijn eetplaats was een gekantelde hout-en-glazen kubus, waarin Gehry vooral aandacht had gehad voor de manier waarop het licht in zijn huis werd binnengebracht. Geconfronteerd met het grote verschil tussen beide bouwwerken, vroeg de gast aan Gehry of hij het winkelcentrum eigenlijk wel mooi vond. En toen Gehry daar ontkennend op antwoordde polste de gast verder door naar de reden waarom hij de opdracht aanvaard had. “Omdat ik brood op de plank moet brengen”, verzuchtte de architect. “So stop it“, was het advies.

En Gehry stopte. Hij begon zijn carrrière opnieuw, en ontwierp gebouwen zoals hij ze graag zag, met meesterwerken zoals het Dancing House in Praag, Maggie’s centre in Dundee, Schotland, de Walt Disney Concert Hall in Los Angeles, en natuurlijk het Guggenheim museum in Bilbao.

Gehry werkt graag met zijn handen, en geeft zijn team instructies door onmiddellijk op de schaalmodellen te werken. Het team werkt ondertussen al zolang samen dat een paar woorden volstaan om te begrijpen waar de architect met zijn ontwerpen heen wil. Deze film is een zeldzame persoonlijke kijk in Frank Gehry’s leven, en gedeeltelijk ook die manier van werken. Maar voornamelijk is het een fascinerende en persoonlijke tocht naar de motivatie van Gehry, zijn drive en ontwikkeling.

Sketches of Frank Gehry, door Syndey Pollack, nog te zien vanavond (12/10) om 22u30 en morgen (13/10) om 14u30 in Kinepolis. Er zijn nog plaatsen beschikbaar.

(Deze bespreking verscheen eerder vandaag op Gentblogt.)