De Tachtigers (zoals in: achttienhonderdtachtig) verkondigden het reeds, bij monde van Willem Kloos (vandaar de foto hieronder): kunst is de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie. Van diezelfde Kloos is ook de uitspraak “ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten.”
Bernlef merkt iets gelijkaardigs op voor jazz, in het titelstuk van de bundel Haalt de jazz de eenentwintigste eeuw?:
Alles wat interessant is aan jazz is ontwikkeld vanuit de musici en de manier waarop zij met hun instrument omgaan. Alles in de jazz is gericht op de expressie van een muzikale persoonlijkheid, niet om die ondergeschikt te maken aan een door een ander voorgeschreven groter geheel. Het gaat in de jazz niet om een graad aan perfectie waarin wij in de klassieke muziek afmeten of een uitvoering ideaal is, eerder om een graad van imperfectie. De jazzliefhebber is niet zozeer geïnteresseerd in de improvisatie als een autonoom product, maar veeleer in de expressie en creatie van een specifieke persoon op een bepaald moment.
Het zal vijf jaar zijn, denk ik, dat ik nu redelijk intensief met jazz bezig ben. En heel soms overkomt mij het gevoel dat ik er een beetje grip begin op te krijgen. Mijn grootste angst momenteel is dat ik van een jazzliefhebber in een jazzkenner zou veranderen. Er lijkt mij niets dat haakser op jazz staat dan een kenner. (Maar laat mijn angst vooral niet uw bekommernis zijn. Ga en geniet!)