Steve Stoute liet recent in een paginagrote advertentie optekenen dat de Grammy Awards alle voeling met de hedendaagse populaire cultuur heeft verloren. 40 000 USD heeft hij betaald voor die advertentie in de New York Times, getiteld An Open Letter to Neil Portnow, NARAS and the Grammy Awards Hij was redelijk geschoffeerd ook door de overwinning van Esperanza Spalding: how is it that Justin Bieber, an artist that defines what it means to be a modern artist, did not win best new artist?
Justin Bieber wordt voortgestuwd op een ongekende populariteit bij een marktbepalend segment van de bevolking, beschikt over een kop waarmee hij op één dag meer waspoeder aan de man zou kunnen brengen dan Jan Theys gedurende zijn ganse carrière, en –hola!– hij zingt nog ook. Als populaire muziek enkel met populariteit te maken heeft, lijkt Stoute de spijker op de kop te slaan.
Populaire muziek is een onomvattelijk bedrijf dat aan verschrikkelijk veel mensen werk bezorgt, en dan kunnen we gerust een boom opzetten over de moraliteit van kinderen in de entertainment industry (denk bijvoorbeeld aan Mozart of Michael Jackson; in de filmindustrie aan Shirley Temple, de Olsen Twins, Alyssa Milano of Drew Barrymore; in beide categorieën Danny de Munk of Miley Cyrus; en aan de gigantisch winstgevende child beauty pageant industrie), of Bieber in een hokje steken bij Jane Monheit of Nikki Yanofsky –die veel te snel op de markt werden gegooid– of bij Hanson (herinner u MMMBop).
Het lijkt pertinenter om zich af te vragen of erkenning zo sterk moet afhangen van populariteit. Neem nu Idool. “We twijfelen een beetje aan uw toonvastheid”, mag gerust als understatement van het jaar worden bekroond.