Het moest er eens van komen. Bij de motorrijders zeggen ze altijd, er zijn twee groepen motards: zij die al eens gevallen zijn, en zij die nog moeten vallen. Ik denk dat ik gepromoveerd ben.
Wie daardoor in een extra file heeft gezeten richting Brussel (aan de op- en afrit Affligem), sorry!
Oorzaak.
Er is altijd file aan Affligem. Er wordt altijd traag gereden. Er was deze keer net iets minder file, dus ik reed mooi op het derde baanvak (zo’n 70 per uur), toen plots, letterlijk in één oogopslag, op de lege plaats vóór mij, een wagen opdook. Zonder richtingaanwijzers, zonder te kijken, van een file van 50 per uur, naar eentje van 70 per uur.
Gevolg.
Mijn helm is bekrast, mijn vest is kapot, evenals mijn broek, en mijn motor, tsja, die is nu een naked geworden. Meer dan ooit ben ik overtuigd van het nut van goede kledij –ze hadden mijn linkerschouder van het asfalt mogen schrapen, net zoals het vel van mijn linkerdij.
Voor alle zekerheid maar naar ’t spoed getogen, waar men foto’s heeft gemaakt (ik kende de weg nog van met Henri, een week geleden), en zelfs een EEG heeft afgenomen. Alles in orde, behalve dan dat ik een lichte hersenschudding heb. Wat betekent minstens tot maandag of dindsdag thuis, lichten gedimd, concentratieproblemen, helse koppijn (en ik schrijf al een uur aan dit stukje tekst, telkens vijf minuten, en een onderbreking van tien).
Met dank aan de twee vriendelijke motards die gestopt zijn, en de mevrouw van de politie op weg naar haar werk, waardoor we snel de wagen en de motor naar de pechstrook konden overbrengen.
Enfin, ik ga wat rusten.