Heb ik al gezegd dat ik fan aan het worden ben van (de jazzschrijfsels van) Boris Vian? En dan ben ik nog niet eens aan de oorspronkelijk Franse teksten begonnen, maar zit ik nog steeds in de vertaling van Paul Syrier te grasduinen. De stijl, de humor, de pertinentie, en diezelfde vragen waar ook ik mee zit –en hij vanzelfsprekend geen kant-en-klaar antwoord op biedt. Wat is een jazzcriticus? Wat is de rol van de kritiek in jazz? En hoe krijgt men meer mensen geïnteresseerd in jazz –of meer volk naar de concerten?
Vian vergelijkt de jazzcriticus met een weerman: niemand is geïnteresseerd in de berekeningen die de weerman tot zijn voorspellingen brengt. Het grote publiek wil alleen weten of ze dit weekend aan zee kunnen doorbrengen of beter in hun bed blijven liggen.
Maar publiceren ze […] het nijvere denkwerk van de mensen wier berekeningen de aankondiging […] mogelijk hebben gemaakt? De consument interesseert het geen zier. Het interesseert slechts de criticus zelf. Het verschil? Dat is er niet. Met dien verstande dat iemand die zich meteorologisch expert durft te noemen er zich wel voor zal hoeden om te beweren dat hij expert in jazz of iets anders is. Hij realiseert zich niet welke rol hij speelt: bemiddelaar die nieuws of geruchten ventileert [..]. Hij wil uitleggen waarom de cycloon is zoals hij is. Hij wil altijd uitleggen. Een kijkje in de keuken. Hij ziet niet dat verklaringen totaal niets uithalen: een illusie zijn. De meest geniale critici ontkomen niet aan dit mechanisme.
Het bewijs hiervan is dat ik nu al een uur lang etter zit te zweten in een poging u uit te leggen wat kritiek nu eigenlijk is en dat je niet kan zeggen dat kritiek veel zin heeft.
Het zijn dingen waar ik ook mee worstel natuurlijk. Een criticus heeft minstens twee taken: hij moet aankondigen en bespreken. En terwijl dat laatste gemakkelijk vanuit een buikgevoel en onderbouwd door de eigen ervaringen kan worden verwezenlijkt, blijft aankondigen vaak zoals weer voorspellen. Ook bewezen artiesten kunnen wel eens een minder moment hebben (McCoy Tyner op Gent Jazz bijvoorbeeld). Gaat het dan meer om het (h)erkennen en duiden van een trend?
Die [muzikant] doet aardige dingen. Dat maakt men bekend (dit heet altijd reclame). Dan komt het stadium van de statistiek: onderzocht wordt in welke mate de reacties waartoe [de muzikant] aanleiding geeft heviger zijn dan die waartoe [een andere muzikant] aanleiding geeft. Eerst op plaatselijk niveau, dan vergeleken met de meest verre [muzikanten]. Men tracht de lijnen van de isobaren vast te stellen. […] Dit alles heeft voor de jazzliefhebber nut; en dit alles kan belangstelling voor de jazz wekken bij de niet-liefhebber […]
Dat zou de taak van de jazzcriticus kunnen zijn. Alleen stelt Vian dat de uitdrager van de boodschap –zoals beschreven hierboven– het publiek is, en niet de criticus. Wat zijn tekst helemaal relevant maakt voor de huidige situatie, waarin bijvoorbeeld bloggers deel van dat publiek uitmaken. Wat ons dan weer voor andere problemen stelt, zoals het ontdekken van die bloggers met een interessante en gefundeerde opinie.
—
Citaten uit: Boris Vian, Over jazz: teksten 1946-1958, vertaald door Paul Syrier, Van Gennep Amsterdam, 1984, ISBN 90-6012-570-3