virtueel

Bernard Dewulf moet maar advocaat worden. Want hij volgt niet helemaal; een zinnetje dat ook vaak wordt aangehaald in geteleviseerde rechtszaken, en waarmee de advocaat-held van dienst op zo’n ridicule manier een dermate absurde situatie wenst aan te duiden dat het voor iedereen wel duidelijk moet zijn wat nu eigenlijk de grond van de zaak is. Volgt u nog?

Wat Dewulf niet meer volgt, is het “virtueel flirten” en zelfs “virtueel vrijen”. Dat flirten en vrijen, daar kan hij nog wel inkomen, maar dat woordje “virtueel”, dáár heeft hij het moeilijk mee.

Virtueel, zegt het woordenboek, is “in werkelijkheid of werkzaamheid kunnende treden” en “slechts schijnbaar bestaand”. Juist, meneer Dewulf, maar ziet u, woordenboeken zijn niet altijd helemaal mee met de tijd. U precies ook niet, maar dat geheel terzijde. Virtueel staat hier voor de digitale realiteit. Een realiteit die men nogal eens uit het oog verliest, omdat ze vermeend vluchtig is, maar niettemin reëel blijft. Volgt u nog, of ga ik te vlug? (Ziet u, iedereen kan met woorden spelen.)

Virtueel flirten kan u zien als het equivalent van de hoofse brieven die in het achtiende-eeuwse Frankrijk bij de adel de ronde deden, en waarin Choderlos de Laclos ongetwijfeld een groot deel van de inspiratie vond voor zijn Les Liaisons Dangereuses. Want ik heb de indruk, meneer Dewulf, dat het voor u allemaal veel minder virtueel was geweest indien het flirten was vastgelegd op een met de hand geschreven brief, voorzien van een vleugje Chanel. Veel romantischer bovendien, weet ik u al denken.

Of dat flirten onschuldig was, of een reden tot scheiden, dat is in wezen iets voor het koppel zelf, en wanneer zij daar zelf niet uit raken voor een bemiddelaar, zoals het gerecht. Maar steekt u zich, als een would be advocaat-acteur, alstublieft niet weg achter dat woordje virtueel. Tenzij u een rol in nieuw-Vlaamsche soapserie ambieert.

Camps&Dewulf: Chatbox (PDF, DM 30/09/2005)

Anciaux Liegt!

Gent wil geen nieuw Antwerpen worden, noch op politiek, noch op economisch vlak. Maar kan iemand alstublieft het overduidelijke bedrog van Anciaux uit de regering dumpen (en meteen ook Gent behoeden voor zaken zoals de opzet van Foruminvest die, vlakbij de originele miskleun, een nieuw Shopping Center Gent Zuid plant neer te poten) ?

Gent is veel te bescheiden, lezen we dan in de reacties. Gent is niet genoeg georganiseerd, Gent is te chaotisch, en dat zorgt er dan weer voor dat het niet coherent genoeg naar buiten treedt. Nochtans is Gent –als ik even mag navelstaren– duidelijk genoeg voor de Gentenaars. En is Gent met duidelijke plannen naar Anciaux gestapt, die daar, neofiet als minister, 50 miljoen voor opzij zette, vervolgens zijn staart introk en zijn ziel aan Antwerpen verkocht.

Weg met Anciaux! (Anciaux Liegt!)

mamma Bertolli

Crédulité heet men dat in het Frans: gelieve nu uw vinger op te steken als u dacht dat de Bertolli spaghettisauzen écht op ambachtelijke wijze werden gemaakt door Italiaanse mamma‘s. In Nederland (en bij DM) was men daar blijkbaar dermate over verwonderd, dat men het nodig achtte daaraan het grootste deel van een artikel ter introductie van het programma Keuringsdienst van Waarde te besteden.

Iedereen weet, zo geven ze zelf toe, dat de mamma’s waarvan sprake, gewoon actrices zijn. Niettegenstaandie die wetenschap, gaan de makers van het programma op zoek naar die actrices, nadat ze bij Bertolli te horen krijgen dat enkele van de dames toch authentieke werkneemsters zijn. Eenmaal in Italië echter vallen ze van de ene verassing in de andere:

Toen we in de verte de Bertolli-fabriek zagen opdoemen, vielen onze monden open van verbazing: bovenaan prijkte in het groot ‘Knorr’!

En dan begint het nog maar:

Daarna hebben we post gevat aan de ingang van de fabriekspoort. Op voorhand hadden we tien foto’s uitgeprint van de pastakokkinnen/actrices, handig om de juiste personen te vinden. Maar de portier herkende helemaal niemand.

Wacht, wacht! Het wordt nog straffer:

Wat bleek? Alle pastasauzen van Knorr/Bertolli worden gemaakt door welgeteld één werknemer. Die moet eenvoudigweg op een knopje drukken om de volautomatische machines te bedienen… Tot zover het romantische beeld van manuele bereiding.

Oh! Want hoewel iedereen het reeds wist, kunnen we het nu pas geloven: de. Italiaanse. mamma’s. zijn. niet. echt! Erger nog, een van de dames blijk een Zuid-Spaanse (!) actrice te zijn. Schande! Er wordt gelogen in de reclame.

Gelukkig kunnen ze de actrice in kwestie contacteren, en die geeft hen het adres van de juiste filmlocatie. De fabriek in kwestie was niet eens een pastafabriek.

The plot thickens.

Dan krijg je toch bedenkingen bij het concept dat marketeers proberen te verkopen. In het spotje klinkt slechts één zinnetje à la ‘eerlijke ingrediënten, eerlijke smaak’. Tja. […] Ter plekke is Italia zeker bella. Ronde Italiaanse mamma’s bereiden er met tomaat, knoflook en rozemarijn de heerlijkste tomatensaus. Terug in eigen land willen we bella ItaItalia op ons bord hercreëren, maar de reclamewereld misbruikt het concept.

Aaaaarrrrgggghhhhh! Er zijn grenzen. For f-ck’s sake! Hoe goedgelovig kan je zijn. Als mensen de reclame al geloven, hoe kan je dan verwachten dat ze niet zomaar alles slikken wat er in de media wordt verteld.

In het lijstje van de strafste verhalen op het einde van het artikel, krijgen we nog het volgende mee: Houtovenpizza’s van Iglo bestaan niet

Op de verpakking van de Iglo-pizza’s stond jarenlang vermeld dat ze gebakken werden in echte houtovens. De Keuringsdienst trekt naar de pizzabakermat, Napels. Ze peilen daar bij echte pizza-experten naar het waarheidsgehalte van de houtovens. De Italianen staan versteld: met afgrijzen onderwerpen ze de bewuste Iglo-pizza aan een onderzoek. Hun conclusie: deze pizzas werden absoluut niet bereid in een houtoven. Net wat de Keuringsdienst dacht. In de praktijk kan een dergelijke grootschalige productie toch onmogelijk gerealiseerd worden? Een echte pizzabakker legt plastisch uit dat houtovens speciale dingen zijn: alleen berkenhout mag dienst doen als ovenmateriaal, en in de bodem moet zout ingebakken zitten. Na de uitzending gaf Iglo de fout toe, en het woord ‘houtoven’ prijkt niet langer op de verpakking.

Hoezo, het zijn geen echte houtovenpizza’s? Straks gaan ze mij nog vertellen dat de “ballekes op Brabantse wijze” van de Comme chez Soi in de traiteurafdeling van de Delhaize niet hoogstpersoonlijk door Pierre Wynants worden bereid. Of zoals de bediende antwoordde aan de met morbide obesitas geplaagde vrouw in het station van Providence, Rhode Island: “Sure that’s a low fat triple fudge brownie.”

nogmaals dertig

Wegens (niet nader te specifiëren) omstandigheden heb ik gisteren mijn afslag naar Gent Centrum gemist, waardoor ik pas in Sint-Denijs de autostrade heb kunnen verlaten. (Wanneer gaat de afrit Zwijnaarde eigenlijk terug open?)

Nu is het al niet erg genoeg dat de Kortrijksesteenweg vanaf de Sterre nog steeds vier baanvakken telt (twee in elke richting) in een bebouwde kom, waar je dus maar vijftig mag. Voorbij de (tweede) lichten mag je er dan 70, wat nog steeds tergend traag is voor een dergelijk uitnodigend parcours. Al is, objectief gezien, 70 daar wel degelijk de juiste snelheid met al die op- en afritten, invalswegen, winkels, etc.

Maar tussen de twee lichten, en een honderdtal meter ervoor en erna, is de Kortrijksesteenweg tot zone 30 verklaard. Zone 30! Op een viervaksbaan. Alweer, louter objectief bekeken is 30 (of max 50) daar wel degelijk de juiste snelheid, gezien de school (Don Bosco) en het ziekenhuis (Maria Middelares).

Maar waarom heeft men dat stuk dan niet teruggebracht van 2×2 rijstroken naar 2×1? Zo had men er –tijdens de recente werken– één van de rijvakken (komende van Gent) kunnen reserveren voor de afslag naar het ziekenhuis, en langs de andere kant eentje voor de afslag naar de school, waarbij die rijstroken door verhogingen zouden worden afgesloten van de rijweg.

Nu is de wijziging naar 30 met moeite merkbaar. Of zoals Maarten Matienko, woordvoerder van de Vlaamse Automobilisten Bond (VAB) een ongetwijfeld gelijkaardige situatie beschrijft in DM ( Dertig per uur is niet voor iedereen de max):

Zijn vrouw en hij rijden op een gewestweg tegen de reglementaire 70 km per uur en merken nauwelijks dat enkele nieuwe verkeersborden voorbijflitsen. Het eerste bord dat Matienko wel herkent blijkt het einde van een zone-30 aan te duiden. Waren ze op deze plaats gef litst, dan had hen dat een optreden voor de politierechtbank, een boete van 550 euro en acht dagen intrekking van het rijbewijs gekost, berekende de woordvoerder.

Een variabel zone 30 bord zal het verschil niet uitmaken. De kost, om zo’n variabel bord te plaatsen, is ten andere veel te hoog (Roep naar meer zinnige zone 30 / DS):

De Vlaamse minister van Openbare Werken, Kris Peeters (CD&V), kan zich vinden in de kritiek van de VAB. Hij erkent dat op gewestwegen (zijn bevoegdheid) de zone 30 best variabel is. Maar die oplossing is duur. Peeters laat elf gevallen onderzoeken waar een vast door een variabel bord vervangen zou kunnen worden. Dat zou 450.000 euro kosten.

Zouden we daar niet beter een agent (of twee) plaatsen, op de momenten waarbij het echt belangrijk is dat er slechts 30 mag worden gereden? Dat lijkt me niet alleen pakken goedkoper, maar bovendien verschikkelijk veel efficiënter. Of waarom maken we er niet gewoon een permanente zone 50 van, structureel aangepast, én met een agent op de cruciale momenten van de dag?

Hoewel de plaat blijft hangen, wil de regering toch maar niet luisteren. De aanpak moet structureel gebeuren. De tot snelheid uitnodigende vier baanvakken moeten plaats maken voor een aangepaste rijomgeving waarin het de automobilist moeilijk (bij voorkeur onmogelijk) moet worden gemaak sneller dan 50 te rijden (30 is een utopie, al probeer ik het steeds na te leven). En daar, beste beeldbuiskinderen, is waar de verantwoordelijkheid van de regering ligt (als ze tenminste serieus bezig is met verkeersveiligheid).

takelen is in!

Jawel: takelen is in! Dat heeft ook de Fransman geweten die gisterenochtend voor mijn poort stond. Met dank overigens aan de immer bereidwillige jongeman van Het Hotel™, die, in tegenstelling tot zijn eerder onbeschofte oudere collega, steeds meewerkt aan het localiseren van de onverlaat. Diezelfde jongeman ontdekte overigens dat de Fransman waarvan sprake (eigenaar van een Mercedes Klasse A) de achterruit had laten openstaan –wat hem vermoedelijk een extra boete heeft opgeleverd.

Dank zij DS ben ik ondertussen een beetje meer wegwijs geraakt in het (sic) takeldoolhof

  1. Wanneer mag een auto weggesleept worden?
  2. Mag een auto nog worden weggetakeld als de bestuurder intussen opduikt?
  3. Wie betaalt wie voor de takelkosten en hoeveel?
  4. Mag de takelfirma een auto bijhouden tot de bestuurder heeft betaald?
  5. Hoe wordt de bestuurder op de hoogte gebracht en geholpen?

Hm. Even dieper ingaan op dat laatste:

Er bestaat nergens een systeem dat de bestuurder al ter plekke informeert dat zijn auto weggesleept is. De afstand van de stallingsplaats van de voertuigen tot het centrum kan oplopen. In 62 procent van de gemeenten ligt die op 2,5 tot meer dan 5 kilometer ver. De bestuurder moet die afstand in 82 procent van de gevallen op eigen houtje zien te overbruggen, ook ’s nachts.

Hoe jammer toch. En zo makkelijk op te lossen: zorg ervoor dat u niet verkeerd geparkeerd staat. Wilt u per se toch voor die poort staan (om zomaar een willekeurig voorbeeld aan te halen), neem dan een paar regels in acht. Ten eerste: pretendeer vooral niet dat niet hebt gezien dat uw wagen voor een poort staat; die vijf stikkers zijn echt wel duidelijk genoeg. Ten tweede, staat u er maar heel kort, steek dan uw noodlichten aan (de vier knipperlichten); op die manier maakt u uw intenties duidelijk. Ten derde, laat een telefoonnummer of adres waar u op dat moment vertoeft –duidelijk lees- en zichtbaar– achter in uw wagen. En hoewel dat geen enkele garantie is dat u uw wagen nog steeds zult terugvinden waar u hem verkeerd hebt geparkeerd, vergroot het alvast uw kansen om takelkosten te vermijden. Maar laat ons duidelijk zijn: foutparkeren is out, takelen is in.

Bron: Welkom in het takeldoolhof (DS 15/09/2005). Vergeet toch maar uw woordenboek niet, beste DS redacteur. Doolhof is mannelijk, wat Onze Taal ook moge beweren. We zijn hier tenslotte niet in Nederland (de koe, hij geeft melk).

dool·hof (de ~ (m.))

  1. kunstig aangelegde tuin met kronkelpaden en doodlopende gangen => dwaaltuin, labyrint
  2. ingewikkeld stelsel van gangen, waarin men makkelijk kan verdwalen => labyrint
  3. ingewikkelde, complexe zaak => wirwar

het beleid 30

Het is weer een duidelijke boodschap die de beleidsmensen ons brengen, vandaag in de krant.

Waar het wel krioelt van jongelui vlak na het rinkelen van de schoolbel is het Don Bosco-instituut, aan de Kortrijksesteenweg in Gent. Honderden scholieren begeven zich huiswaarts met de tram, de fiets, de auto. De steenweg is een belangrijke invalsweg van en naar de E40 en het verkeer is er druk, druk, druk. Tussen al dat verkeersgeweld staat het eenzame 30-bord, maar daarmee is alles gezegd. Vrijwel geen enkel voertuig lijkt er acht op te slaan. De flitspaal flitst geen enkele keer.

En het beperkt zich natuurlijk niet tot Don Bosco alleen: Geen enkele flitspaal staat in het Gentse al op 30 km ingesteld.

’t Is niet de eerste keer dat ik het schrijf: het moet strcutureel aangepakt worden, niet symbolisch. Pas de rijweg aan. Al krijg je ook dan nog steeds geweeklaag:

Aan de andere kant van de vaart, op een boogscheut van Don Bosco, vertoont de Voskenslaan een heel ander beeld. Daar is de volledige straat heraangelegd. De tram kreeg een prominente plaats, fietsers en voetgangers hebben ruimte. De hele straat is zone 30 en het atheneum ligt er midden in. Iedereen content?

‘Het trekt op niets’, zegt Hilde Maes die Charlene Orlans, de dochter van voetbalmanager Patrick, met de wagen komt oppikken. ‘Je kunt hier nergens afdraaien en die paaltjes staan vooral in de weg. Als er hier trager gereden wordt, dan zal het alleen door de files zijn.’

Maar laat dat nu precies de bedoeling zijn.

emancipatie: het editoriaal

Burlderlach Bulderlach: ik wil u het editoriaal van DS ivm met het artikel Kinderen meenemen naar het werk? Onverantwoord (DS 10/08/2005) toch niet onthouden.

Het probleem ligt nu bij de baas

De federale minister van Defensie, André Flahaut, schrijft geschiedenis. Met zijn rondzendbrief over de kinderopvang in het leger voegt hij een nieuw hoofdstuk toe aan het arbeidsrecht, en brengt hij een revolutie teweeg in de verhoudingen tussen werkgever en werknemers.

Elke ietwat slimme werkgever houdt actief rekening met het feit dat een deel van zijn werknemers jonge kinderen heeft. De voorbeelden bewijzen dat wie dat doet, gemakkelijker talenten kan aantrekken en ze in dienst kan houden, en ook op meer inzet, loyauteit en trouw kan rekenen bij zijn medewerkers. Wie dat niet doet, weet dat hij zal worstelen met onvoorspelbaar absenteïsme van werknemers, met gebrek aan loyauteit en inzet, en ook moeilijker talentvolle medewerkers kan aantrekken en houden. Zo is dat.

De slimme werkgever die vaststelt dat zijn werknemers geen kinderopvang vinden in de vakantiemaanden, buigt zich daarover, en zoekt eventueel mee oplossingen met de ouders. Een crèche inrichten in het bedrijf, is iets waarvoor vakbonden, middenveld en werknemers niet gewonnen zijn. Maar voor noodsituaties kan het aanvaardbaar zijn.

Is Flahaut dan geen verstandige werkgever? Neen, zelfs los van de vraag of het opportuun is kinderen binnen te brengen in een omgeving met militair tuig. Wat zegt de minister? Hij wil in de vakantiemaanden “het recht op kinderopvang garanderen”. Zijn werknemers hebben voortaan het recht om hun kinderen mee te brengen, behoudens uitzonderlijke en tijdelijke omstandigheden. Dat is niet meer de werkgever die zich buigt over een probleem van de werknemer-ouder. De werkgever neemt die verantwoordelijkheid van de werknemer-ouder gewoon over. “Generaal, ik kom werken vandaag. Hier zijn mijn kinderen, trek uw plan ermee. Tot vier uur!” Dat gaat te ver. Dat is geen goed principe. Ouders zijn verantwoordelijk voor hun kinderen. De werkgever mag die verantwoordelijkheid niet tot de zijne maken.

Er zijn maar twee soorten regimes waar zoiets wel denkbaar is: totalitaire regimes en regimes waar sommigen wetgeving maken aan de hand van hun politiek dienstbetoon.

Hier, een PDFje van het artikel + het editoriaal (‘reflex’), zodat u de context meekrijgt.

ROFL. Welk een slotzin.

Goede wetten hebben een praktische grondslag. Sociaal dienstbetoon, persoonlijke ervaring van de politicus of van iemand uit zijn omgeving, een maatschappelijk probleem, en ga zo maar door.

En verder: waar ligt het verschil tussen uw kinderen dumpen in een crèche buiten het werk, of op het werk? (Jaja, ik weet best wel wat de mogelijke bezwaren zijn.)

Bovendien: wat is het alternatief? Iedereen een nanny? Niet iedereen beschikt immers over een ‘sociaal netwerk’ van opa’s en oma’s en tantes en nonkels en vrienden en whathaveyou. En zorgt u op die manier dan wel nog zelf voor uw kinderen? Het enige alternatief is minder werken. Maar dat is geen echt alternatief, tenzij de regering de inkomensderving kan opvangen.

emancipatie

Het zal wel uit de context gerukt zijn, en ik zal er mij voor behoeden een ad hominem aan te verbinden (genre ‘heeft die juffrouw zelf wel kinderen, en indien ja, ziet ze die dan soms’), maar volgende uitspraak klinkt ronduit bevreemdend uit de mond van een emancipatieambtenaar van de Vlaamse overheid (Kinderen meenemen naar het werk? Onverantwoord DS 10/08):

“Ouders toestaan hun kinderen mee te nemen naar de werkplek, dat is niet in het belang van het kind noch in dat van de organisatie. Hoe kunnen ouders dan nog geconcentreerd werken, en hoe is dat pedagogisch te verantwoorden ten opzichte van het kind”, reageert Ingrid Pelssens, emancipatieambtenaar van de Vlaamse overheid, op de beslissing van minister van Defensie André Flahaut (PS).

Duh. Geef mij dan maar pragmaticus Jos Bergmans:

“Als werknemers een opvangprobleem hebben, kunnen ze hun kinderen meenemen”, zegt Jos Bergmans, bestuurscoördinator van het district Antwerpen. Hij leidt een dienst van 170 werknemers, 85 procent van hen is vrouw. “Als al mijn vrouwelijk personeel begint met allerlei soorten sociaal verlof te nemen om de kroost op te vangen, dan zijn wij permanent onderbemand. Schoolstakingen of pedagogische studiedagen zijn sowieso een echte ramp. Ofwel zoek ik dan een flexibele oplossing, ofwel kunnen wij de burger geen goede service meer bieden”, zegt Bergmans. Kinderen op de werkplek toelaten is voor hem “een kleine maatregel die veel problemen kan vermijden”.

Eigenlijk zou de regering er bijvoorbeeld in kunnen (moeten?) voorzien dat een van beide tweeverdieners uit een gezin, gedurende minstens de helft van de vakantieperiode in de zomer, een soort tijdskrediet-met-minimaal-verlies-van-wedde kan opnemen (misschien is dat wel zo, en dan mag daar best wat meer ruchtbaarheid aan worden gegeven). Mijns inziens wordt op dat vlak veel te weinig gedaan voor Het Gezin.

De regering en de maatschappij hebben maar al te vaak de mond vol over vervreemding van kinderen en ouders, achteruitgang van de opvoeding (door de ouders), maar tegelijkertijd is het in deze tijden (van consumptie) zo goed als onmogelijk om als gezin met slechts één werkende ouder, te kunnen overleven. Ik herinner mij de uitspraken van Freya Van Den Bossche (Gent zet rem op flexibele kinderopvang DS 15/11/2002), waarin ze de duur van de kinderopvang wou beperkten. Gezien de praktische onhaalbaarheid (tiens, ze heeft ondertussen zelf twee kinderen), werd die beslissing een dik jaar later terug ingetrokken (Gentse kinderen mogen langer dan 45 uur in crèche Schepen van onderwijs Rudy Coddens versoepelt maatregel Freya Van Den Bossche DS 16/06/2004):

Wij vervangen de grens door een richtlijn. Wij bevelen 45 à 50 uur aan, maar er is een marge […]

“Voor de meeste ouders vormde 45 uur al niet echt een probleem”, zegt Inge Van Coppenolle, de verantwoordelijke van Het Uilennestje. “Maar ouders die buiten Gent werken, gingen er wel snel boven.”

Destijds ging ik met mijn ouders ook mee naar het werk. Ze waren zelfstandig, dus het argument van hoe kunnen ouders dan nog geconcentreerd werken gaat niet echt op. Evenmin trouwens dat andere hoe is dat pedagogisch te verantwoorden ten opzichte van het kind want ik heb mij tijdens die dagen kostelijk geamuseerd. Mijn ouders hadden een groothandel in fytofarmaceutische producten, en er diende nogal wat te worden uitgevoerd. Gans België heb ik gedurende die zomermaanden doorkruist, van De Panne tot Bouillon. Zo verdomd interessant vond ik dat, dat ik in het voorjaar van 1990, na een verkeerd gekozen curriculum ‘Toegepaste Economische Wetenschappen’ aan de UFSIA, zelf een half jaar heb ‘uitgevoerd’ voor mijn ouders (ook al kwestie van iets terug te kunnen doen voor het in de verkeerde richting geïnvesteerde geld).

Maar hoe luidde uw jobomschijving alweer, mevrouw Pelssens? Of is er geen plaats meer voor het gezin in de emancipatie?

hoezo?

(Om (nog) maar eens met –ondertussen– een van de meest uitgeholde woordspelingen te beginnen.)

Zouden er nog bandjes zijn voor het ‘gratis’ concert van Clouseau, of kan men maar beter meteen op ebay gaan kijken?