Rinaldo

Twee sopranen, een mezzosopraan en twee contratenoren: er vielen hoge noten tijdens de opvoering van Rinaldo. De mannelijke hoofdrol werd vertolkt door een vrouw, en de twee mannelijke bijrollen klónken als vrouwen; enkel de ‘vijandelijke’ Saraceen werd voorzien van een diepe basstem. Voeg daaraan toe de verschillende dieren die op de scène werden gebracht, zowel levend als opgevuld: een hond, een ezel, een stapel vinken, en een gigantisch kuiken dat Rinaldo’s bruid, Almerida, wegkaapt. Jawel, Rinaldo is –op zijn zachtst gezegd– een spektakelopera.

een scene uit Rinaldo

Denk vooral niet dat dit spektakel louter ontsproten is aan het MTV-brein van hedendaagse dramaturg. Reeds in 1711 bij een bespreking van de première van de opera in London, schreef Joseph Addison in Spectator:

the opera houses production of Rinaldo is filled with thunder and lightning, illuminations and fire-works; which the audience may look upon without catching cold, and indeed without much danger of being burnt; for there are several engines filled with water, and ready to play at a minute’s warning

Rinaldo was Händels eerste opera voor London, in een tijd waarin de opera als een volledig gezongen muzikaal stuk nog als vernieuwend gold in Groot-Brittannië. Händel werkte daarvoor samen met Aaron Hill, die het schema uittekende voor de opera aan de hand van Torquato Tasso’s La Gerusalemme liberata, een episch gedicht over de Eerste Kruistocht. Het schema werd nadien uitgewerkt door librettist Giacomo Rossi. Het verhaal is niet echt diepgaand, maar wel bijzonder grappig en spektakulair. Ook muzikaal is de score opmerkelijk, met de castratenrollen, de gevarieerde muziek voor houtblazers, en de uitputtende improvistaties op klavecimbel aan het einde van de tweede scène.

een scene uit Rinaldo

Goffredo (Godfried van Bouillon), diens broer Eustazio, zijn dochter Almirena, en de ridder Rinaldo, vinden we allemaal terug bij de belegering van Jeruzalem, dat bezet wordt door de Saraceense koning Argante en Armida, tovenares en koningin van Damascus. Rinaldo wordt de hand van Almirena beloofd als ze erin slagen Jeruzalem in te nemen, maar Almirena wordt ontvoerd door Armida. Dan volgt een magisch avontuur om Almirena terug te vinden, gespijsd met enkele amusante intriges. Argante wordt verliefd op Almirena, Armida wordt verliefd op Rinaldo, en ondertussen proberen Goffredo en Eustazio alsnog de overwinning te behalen op de Saracenen. Armida tracht Rinaldo te verleiden door de vorm van diens geliefde aan te nemen. Rinaldo trapt echter niet in de val, maar ondertussen ontdekt Almira wel Argantes ‘verraad’ wanneer deze laatste Almira –in Almerida’s gedaante– probeert te verleiden. Als wraak verandert ze hem in een hond (schitterend in scène gebracht).

All’s well that ends well, want op het einde bevechten christenen en saracenen elkaar, waarbij –vanzelfsprekend– de kruisvaarders overwinnen, en de saracenen zich bekeren. Het finale gevecht bevat een aantal weinig subtiele verwijzingen naar de hedendaagse conflicten tussen west en oost (SCUD raketten, zelfmoordcommando), maar net zoals bij Händel is dat conflict niet de boodschap van de opera.

een scene uit Rinaldo

De opbouw blijft gedurende de ganse opvoering evenwel opmerkelijk, met verschrikkelijk veel wissels, waarbij op creatieve manier wordt omgegaan met de mogelijkheden van het podium.

De zang was van hoog niveau. Ik was vooral onder de indruk van Nicola Marchesini’s Goffredo, en Inga Kalna’s Armida, maar ook de andere rollen, en de muzikale ondersteuning van het orkest, werden met het nodige inlevingsvermogen en technische kennis ingevuld. Kortom, een geslaagde uitvoering.

Een Engelse vertaling van de oorspronkelijke tekst van Torquato Tasso, La Gerusalemme liberata (1575) vind je terug bij Project Gutenberg (Jerusalem Delivered). Het libretto van Aaron Hill & Giacomo Rossi, Rinaldo vind je (in het Italiaans) bij Public-Domain Opera Libretti.

Zie verder ook de besprekingen van Rinaldo door Anthony Hicks en Suzanne Aspden bij The Academy of Ancient Music.

Rinaldo, een Dramma Per Musica van Georg Friedrich Händel, gezien en gehoord in de Vlaamse Opera op 6 mei. Hoewel de voorstelling nog wordt vertoond op 10 mei en 13 mei, zijn er enkel nog (een beperkt aantal) kaarten beschikbaar voor vanavond (nadien zijn er ook nog voorstellingen in Antwerpen). Meer inlichtingen via het bespreekbureau in de Schouwburgstraat, 070 22 02 02, info@vlaamseopera.be (foto’s: Annemie Augustijns)

(Deze entry is ook terug te vinden op gent.blogt.)

seizoen 05-06: de bijloke

Traditie is een mooie zaak, en zo kan u ook deze keer weer van een divers aanbod proeven in De Bijloke: Musica Antiqua, Contemporain, East of Eden, Kwartetten, Symfonisch 1, 2, en 3. Met ook daarin dan weer de usual suspects: Paul Dombrecht (Il Fondamento), Jos van Immerseel (Anima Eterna), Philippe Herreweghe (Collegium Vocale Gent), Filip Rathé (Spectra Ensemble), het Symfonieorkest Vlaanderen, en het Vlaams Radio Orkest. De spelers zijn min of meer bekend, de inhoud bouwt verder op de voorgaande jaargang, kortom: variaties op een thema (dat zijn degelijkheid reeds heeft bewezen).

Wat ik u mag aanraden hangt –net wegens die diversiteit– sterk af van uw eigen voorkeur, dus ik licht er even mijn favorieten uit.

Uit Musica Antiqua haal ik snel even Van Immerseel en Anima Eterna met twee symfoniën (29, 40) en een pianoconcerto (21) van Mozart (20 jan 2006), en de Bachcantates 46, 101 & 102 door Philippe Herrewege en het Collegium Vocale Gent (23 feb 2006). Twee tips dus, en een wildcard: onder de ronkende titel La cantada Española en América brengt het ensemble Al Ayre Español op 27 april (2006) Zuid-Amerikaanse barokcantates ‘a la mañera española‘. Transcripties uit de archieven in Guatemala en Mexico door de dirigent Eduardo López Banzo.

Maar we krijgen ook twee keer Kagel: op 17 november, onder de toepasselijke naam November Music krijgen we vijf werken, waaronder een première (Auftakt) gespeeld door het Prometheus Ensemble en het Cello Octet Conjunto Iberico (cfr hun ‘recente’ Glass interpretatie). Voor wie zulks belangrijk vindt: het concert wordt bijgewoond door Kagel. En voor de tweede keer Kagel, brengt het Spectra Ensemble op 19 mei (2006) Die Stücke der Windrose (recent uitgebracht op het Winter & Winter label), en daarnaast ook werk van Peter Vermeersch en Dick Van der Harst (beide compositieopdrachten van De Bijloke). Het seizoen kan al niet meer stuk.

Ik ga even snel over Voix Gras en East of Eden –met als wildcard de Missa Caput van Ockeghem door Graindelavoix (17 feb 2006)– om terecht te komen bij het abonnement Recital. Eerste tip: op 11 februari (2006) brengt Thomas Zehetmair de vioolsonates van Ysaÿe en Paganini: ik ken alvast een paar mensen die daar heel tevreden mee zullen zijn. En als tweede tip: celliste Marie Hallynck brengt Bach (de vijfde cellosuite) en Reger op 14 oktober (2005). Hallynck vinden we ook terug bij Kwartetten, waar ze samen met het Prazák Quartet Hayden, Schönberg en Schubert brengt op 26 april (2006).

Ten slotte: de abonnementen ‘Symfonisch‘. Fin de Sciècle met het VRO: omschreven als een hommage aan de Belgische Jugendstil of Art Niveau kijgen we werk van Schönberg en de Maeterlinck Lieder van von Zemlinski (op 25 feb 2006); en het celloconcerto van Elgar door Wispelwey en het Symfonieorkest Vlaanderen (18 feb 2006).

Een heleboel, en dan heb ik er nog maar enkel de meest in het oog springende zaken uitgehaald. Je kan de brochure bestellen bij De Bijloke of ze afhalen te plaatse. De brochure is gratis. Veel genot.

seizoen 05-06: de vlaamse opera

Het ziet er weer goed uit. Zowel het aanbod van de Vlaamse Opera als van De Bijloke belooft een aantal interessante avonden voor het komende jaar (of wat had u verwacht).

Om maar meteen met het grootste project te beginnen: de Vlaamse Opera brengt de Ring! Let wel, om uw enthousiasme meteen een (klein) beetje te bekoelen: de cyclus wordt geprogrammeerd over de komende drie seizoenen. Dat betekent dat in juni (en begin juli) 2006 Das Rheingold gebracht wordt in de Opera te Gent. Enkel in Gent, want de Antwerpse Opera werd op 1 april gesloten voor de restauratiewerken; de producties worden voor 2005-06 in wisselende theaters in het Antwerpse gespeeld. Met uitzondering van Das Rheingold dus; er worden zelf speciaal bussen ingelegd om de Antwerpse operabezoekers tijdig tot in Gent te brengen. (Rest nu nog de vraag of we Siegfried samen met Die Walküre dan wel met Götterdämmerung in één seizoen voorgeschoteld krijgen.)

Het Antwerpse effect is ook duidelijk merkbaar in de opera’s die worden gebracht: maar liefst twee concertante uitvoeringen: Verdi’s Nabucco, en Donizetti’s Maria Stuarda; voeg daaraan toe de Prova D’Orchestra van composer in residence Battistelli (die ons dit jaar vergastte op het vooral scenografisch sterke Richard III), Händel’s Semele (een oratorium), en Lehár’s Die Lustige Witwe (een operette) en er blijven nog twee opera’s over (van de zeven) met echt uitgewerkte dramaturgie. Eigenlijk eentje, want Das Rheingold wordt niet in Antwerpen vertoond. Blijft over: Strauss’ Ariadne auf Naxos (waar ik naar uitkijk, ook al omdat ik zo te spreken was over Salome dit jaar).

Één voorstelling minder dan vorig jaar, de abonnementsprijzen zijn iets naar beneden gebracht, en er is een 9e categorie bijgekomen, wat de minimumprijs voor een abonnement naar 46 EUR brengt (voor de premières). Voor die prijs krijgt u waarschijnlijk slechts heel weinig te zien, maar dat is in het komende seizoen duidelijk minder van belang. (Nog even ter referentie: voor de duurste plaatsen moet u precies tien keer dat bedrag neertellen.)

Ik haal er drie tips uit: Das Rheingold, Ariadne auf Naxos, en Die Lustige Witwe (al ben ik zelf meer geïnteresseerd in Semele). Maar pin er mij niet op vast. En, bijna vergeten: de familievoorstelling De Toverfluit, een versie voor kinderen van Mozart’s Die Zauberflöte. Gezongen in het Nederlands, met voorstellingen o.a. tijdens de paasvakantie volgend jaar (voor 5+).

Bekijk echter ook de programmatie van de concerten, met o.a. de Polish Composers in Concert, in het kader van het Internationaal Filmfestival van Vlaanderen, het Recital José Van Dam, met Schubert’s Winterreise, en het concert Battistelli, Rota, Stravinsky en Tipett in De Bijloke. Maar over het aanbod van De Bijloke lees je meer in een volgende entry.

jacob obrecht

Zaterdag was, naast ongetwijfeld zeventig andere opmerkelijke dingen, ook Obrechtdag (vijfhonderd jaar geleden stierf de Gentenaar Jacob Obrecht in Ferrara aan de pest). Jacob Obrecht (die het bij wikipedia helaas moet stellen met een wel heel karige nederlandstalige pagina) is een van de grotere componisten uit de renaissance, die echter pas in de tweede helft van de vorige eeuw uit de schaduw van Josquin Desprez is kunnen treden.

Tijdens het concert, zaterdag, werden de twee heren evenwel broederlijk naast elkaar opgevoerd (met een ratio van 8 tegen 2 voor Obrecht). Wie polyfonische muziek afdoet als saai, moet zoch maar eens dringend zijn oor weer te luister leggen bij een van beide meesters. En zeker aanhangers van het minimalisme zullen er hun gading vinden. Neem nu het verschrikkelijk eenvoudig lijkende Agnus Dei:

Agnus Dei,
qui tollis peccata mundi
Miserere nobis

Agnus Dei,
qui tollis peccata mundi
Miserere nobis

Agnus Dei,
qui tollis peccata mundi
Dona nobis pacem

Het is verbazingwekkend welk een rollende, buitelende, virtuoze, gevarieerde, en speelse muziek, met dit simpele vers wordt gevormd. Tuurlijk, het heeft allemaal een religieuze oorsprong, maar als u, zoals ik, voornamelijk naar de muziek luistert om de muziek zelf, mag dit detail bezwaarlijk tussen u en uw genot staan.

Driewerf helaas, heb ik een van de mooiere momenten aan mij laten voorbijgaan. Bijna pal in het midden van het concert, werd een hedendaagse compositie opgevoerd: In morte Iacobi Obrecht/Quand il lui plaît, een Motet à 5, van Annelies Van Parys. Ik was totaal onvoorbereid. Hoewel ik me het programmaboekje had aangeschaft, had ik verzuimd het door te nemen. En dan krijg je daar plots het koor, begeleid door een trombone, waarin de polyfonie slechts bedekt waarneembaar is, het houvast verdwenen. Tiens, dat klinkt modern, dacht ik nog. Waren ze vijfhonderd jaar geleden reeds met zo’n complexe muziek bezig? Componist Annelies Van Parys:

Het resulteerde in een werk dat bol staat van verwijzingen naar de muziek van de oude Vlaamse meesters. […] Hierbij wendde ik een toonsysteem aan dat een combinatie maakt van boven- en ondertonen van welbepaalde spilnoten wat leidt tot iets wat ik zou omschrijven als een hedendaags-modale toonspraak. Ten slotte verwijzen ook de retoriek en de technieken (imitatie, hoquetus, …) […] naar de muziek van Obrecht en tijdgenoten.

2005 viert ook het tienjarig bestaan van het kamerkoor El Grillo. Opgericht door dirigent Inge Bollaert, heeft het koor in 10 jaar tijd met een gericht repertoire van profane en religieuze polyfonie, een goede reputatie en een trouwe aanhang weten op te bouwen. Zo wisten ze zich vorig jaar nog, tijdens hun eerste deelname in de Provinciale Koorzangtornooien, te bevestigen met onderscheiding in de uitmuntendheidsgraad.

Disclaimer: Inge Bollaert, zoals de naam reeds laat vermoeden, is mijn nicht. Wie mij kent, weet echter dat zulks –soms tot míjn groot ongemak bij ontmoetingen achteraf– nog nooit enige objectiviteit in de weg heeft gestaan. Geloven hoeft u mij echter nooit, en ik kan u alleen maar sterk aanraden zélf de proef op de som te nemen.

De Jacob Obrechtdag vond plaats te Gent, op 30 april, en werd afgesloten met een Obrecht-concert “Orpheus in Gent” door kamerkoor El Grillo en ensemble La Caccia o.l.v.Inge Bollaert.

boeken 200504

Zie ook vorige maand:

* te vermijden / ** genietbaar / *** onderhoudend / **** aanrader // ***** onmisbaar

Waarbij de vijf sterren slechts uitzonderlijk worden gegeven; de eigenlijke rating is dus een score van 1 tot 4.

  1. Killing Floor (Lee Child) *+
    Het zal aan mij liggen. Door de manier waarop Jack Reacher in dit boek wordt voorgesteld, kan ik echter niet anders dan hem mij voor te stellen als Lucky Vanous (Chance Bowman in 18 Wheels of Justice). Aaargh. Ik vond dit boek nogal traag, maar ben gerust bereid het volgende maand met nummer twee in de reeks nog eens te proberen.
  2. Het Verticale Strand (Oscar van den Boogaard) **
    Het zal wel weer aan mij liggen. Dit boek bracht bij mij echter niks teweeg. Geen inleving, geen sympathie, geen antipathie, geen gevoel, niks. Het begon nochtans uitermate goed, maar naarmate je verder in het boek vordert vervaagt alles, verliest het ritme en gevoel. De (niet onverdeelde) kritiek heeft het over een ambitieus meesterwerk, maar dat is toch een beetje te hoog gegrepen.
  3. The Line of Beauty (Alan Hollinghurst) ****
    Zo hebben we het graag. Mooi geconstrueerde zinnen, gepassioneerd en toch vanop de nodige afstand geschreven. Zeer Brits, qua sfeer en context vergelijkbaar met Lucky Jim (Kingsley Amis), The Rachel Papers (Martin Amis) of Wodehouse. Qua stijl sluit ik me met plezier aan bij de gedoodverfde Henry James vergelijking. Go for it.
  4. De hondenkoning (Walter van den Berg) **+
    Mooi, al had ik er (nog) meer van verwacht. Overduidelijk een debuut; ik lees eigenlijk liever de kortere dingen die op zijn site te vinden zijn.
  5. The Bourne Identity (Robert Ludlum) ***+
    Dat zijn nu eens thrillers die we graag lezen. Het taalgebruik kan voor sommigen misschien een beetje oudbollig overkomen, maar het oerdegelijk vakmanschap druipt eraf. De sequel komt zeker op mijn nachtkastje terecht (om al heel snel voorrang te krijgen op de leeslijst).
  6. De hydrograaf (Allard Schröder) ****
    Tijdloos: een tijdloze taal, tijdloze stijl, tijdloos onderwerp. Een absolute blijver, en aanrader! Op anderhalve dag uitgelezen, de bladzijden sloegen als vanzelf om.

films 200504

Zie ook vorige maand:

* te vermijden / ** genietbaar / *** onderhoudend / **** aanrader // ***** onmisbaar

Waarbij de vijf sterren slechts uitzonderlijk worden gegeven; de eigenlijke rating is dus een score van 1 tot 4.

  1. Qui a tué Bambi? (Gilles Marchand) **+
    Mijn derde film met (de acteur) Laurent Lucas, na het minder geslaagde Calvaire en het meer dan behoorlijke Harry, un ami qui vous veut du bien. Bambi past daar perfect middenin. Een zeer erm ‘Franse’ film, al zegt die omschrijving u niet veel als u niet al meer Franse films hebt gezien. Een beetje traag, maar wel spannend. Niet spannend zoals een horrorfilm, maar des te meer door de plotopbouw. Een dikke plus dus: een goed uitgewerkt plot.
  2. Ma Mère (Christophe Honoré) *
    Ik was al niet zot van La Pianiste, en nu blijkt ook Ma Mère een film vol idiote sexuele aberraties en (pseudo-)intellectueel gewauwel te zijn. I blame it on Isabelle Huppert.
  3. De battre mon coeur s’est arrêté (Jacques Audiard) ***+
    Een verademing. Een geslaagde mix van populaire en klassieke cultuur, krachtige vertolking van Romain Duris, en een goede verhaalstructuur. (Zie ook deze entry.)
  4. L’ultimo bacio (Gabriele Muccino) **+
    Is dit nu goed, of valt het in de “Hugh Grant”-categorie? In elk geval kende ik geen van de acteurs (of ik kon ze niet plaatsen), waardoor ik niet gestoord werd door enige vorm van typecasting. Misschien geen blijver, maar toch genietbaar. (Twee weken later weet ik begod al niet meer waar het over ging.)
  5. The Bourne Identity (Doug Liman) *
    Zo goed als het boek is, zo slecht is de film. Diepgang? Carlos? Vrouwelijke intelligentie ipv louter decoratie? In een poging de setting te actualiseren, is de regisseur erin geslaagd een verschrikkelijk lelijke en out-of-touch enscenering neer te poten. Doe uzelf een plezier, lees het boek, en sla de film over. Tenzij u reeds vond dat Largo Winch op een geslaagde manier de overgang van stripverhaal naar TVserie had gemaakt.

uitgelezen

Helaas, hoe mooi die titel ook mag zijn, ik had geen enkel van de besproken boeken gelezen. Wat de pret niet mocht bederven natuurlijk, want moderator Fien Sabbe had er bij de panelleden op aangedrongen zo min mogelijk over de plot weg te geven. De panelleden van dienst, Marc Reynebeau (Slimme Mens), Annelies Beck (Gouden Uil jurylid), David Van Reybrouck (De Plaag) en Jos Geysels (De Morgen), hadden onder het thema Oorlog & Vrede drie boeken meegekregen. Eenmaal door de file heengeraakt, kwam bovendien Stijn Meuris de pauze verluchten met muziek, en de hekken sluiten met een column.

Het leesvoer – Philippe Claudel: “Grijze zielen” (Les Âmes grises), Wibke Bruhns: “Het land van mijn vader: geschiedenis van een Duitse familie” (“Meines Vaters Land” Eine deutsche Familiengeschichte), en Geert Mak: Gedoemd tot kwetsbaarheid. In chronologische volgorde spelen de taferelen zich af tijdens WOI, WOII, en heel recent de moord op Theo Van Gogh. To cut to the chase, de laatste twee boeken werden grotendeels afgewezen (met nuance voor Mak), en “Grijze zielen” werd weerhouden, onder voorbehoud van maniërisme en bordkartonnen karakterisering (door Van Reybrouck).

De tips van de panelleden (“Signalementen”) na de pauze waren achtereenvolgens crisisgroup.org (DVR); Philip Roth: The Plot Against America (AB); Edward P. Jones: The Known World (MR); en Philippe Claudel: J’abandonne (“Zonder mij”) (JG). Waarmee ik meteen weer weet wat mijn Frans boek voor volgende maand wordt (of toch welke auteur).

Wie er niet was heeft (een beetje) ongelijk, maar het kan helpen toch ietwat voorbereid naar de les te komen (niet dat het een noodzaak is). Vandaar, volgende keer worden besproken: Carlos Ruiz Zafon: De schaduw van de wind; Tom Naegels: Los; Meg Rosoff: How I Live Now (“Hoe ik nu leef”). Two down, one to go. Volgende sessie: dinsdag 24 mei, 20.00 in de Balzaal van de Vooruit. Toegang gratis.

Met dank aan Bertha Coutts voor het signalement (misschien moet ik Lady Chatterley’s Lover ook maar eens lezen).

(En voor wie het zich afvraagt, mijn gezaag beperkt zich tot het ongeloof bij de bevestiging van een cliché: de linkse intelligentsia rookt. Maar laat u dat vooral niet van diezelfde les afleiden.)

jazz bij Opatuur

“Dat is er ene voor de guestlist. Ga maar binnen hoor.”

– Dank u. Ik ben…

“Jaja, ik weet het. Ga maar door jong.”

Ah bon. Ik weet niet welke reputatie ik heb, maar ze ging mij duidelijk vooraf.

“Wat ons betreft moogt ge inderdaad foto’s nemen, maar eigenlijk hangt dat meer af van de muzikanten, dus ge vraagt het best nog eens aan hen.” Maar ook voor hen was er geen enkel probleem; “het maakt toch niet te veel lawaai hé?”

Opatuur is een archetypisch jazzcafé, al zou ik niet weten waar ik die vergelijking vandaan haal, want ik had nog nooit een voet in jazzcafé binnengezet. Het beantwoordde in elk geval aan de verwachtingen: lichtschuw, rookgevuld, rijkelijk voorzien van mannen met baarden die mijmerden in hun trappist, in afwachting van het de aanvang van het concert. De schaarse vrouwen maakten ofwel deel uit van het decor, of waren door manlief (net niet bij de haren) meegesleurd, of kwamen recht uit de akademie binnengewandeld.

opatuur

De binnenkant van het café heeft sinds de oprichting geen daglicht meer gezien, hooguit wat verf, maar het ademt wel uit alle hoeken en kieren sfeer uit. Het is er heel gezellig, met een intimistich klein podium, waardoor het contact met de muzikanten direct is. Geen valse idolatrie, iedereen komt voor de muziek en de sfeer.

Zo was het zondag de beurt aan Hans Van Oost (gitaar), Piet Verbist (bas), en Bart Defoort (sax). Gezien mijn beperkte bekendheid met de anders toch wel uitgebreide Belgische jazz scene, kende ik het trio enkel van naam (en faam). De gitaar is echter een van mijn favoriete instrumenten in de jazz (naast xylofoon en hammond organ), dus ik zat al meteen goed. Van Oost speelde bovendien een zeer begeesterde en virtuoze set, vol glijdende gitaarsolo’s. Hoewel Verbist en Defoort minsterens even impressionant waren.

opatuur

Een verschrikkelijk groot voordeel van jazzcafees zoals Opatuur is het detail dat je te horen krijgt in de muziek. De nabijheid van het publiek laat de muzikanten toe technieken te gebruiken waarvan de subtiliteit in een grote zaal compleet verloren zou gaan. Denk maar aan het aanblazen van de sax, de hogere stille noten van de bas, en de onversterkte elektische gitaar.

Slechts dit: Opatuur is niet ideaal voor mensen met propere longen of andere allergieën (zoals ikzelf). De rook was er bijna letterlijk te snijden, de ventilatie onbestaand. Ben je echter bereid dat ongemak erbij te nemen, dan staat je gegarandeerd een bijzonder aangename avond te wachten. Waarbij 10 EUR voor dit optreden alvast geen cent te veel betaald is.

Hans Van Oost (gitaar), Piet Verbist (bas), en Bart Defoort (sax) gehoord op 17 april bij Opatuur; toegang 10 EUR. Volgende optredens op 1, 15 en 22 mei. Citadellaan 17, 9000 Gent

(Deze entry is ook terug te vinden op gent.blogt.)

[Update:] Voor de geïnteresseerden: deze week meer foto’s van het optreden op The Parallax View.

und Chopin ist auch dabei

Ligeti kende ik enkel van de scores bij Kubrik (Eyes Wide Shut en 2001 A Space Odyssey), en van een aantal liederen die ik had gehoord tijdens Spinrag (niet zo lang geleden). Ik was daar toen echter zodanig over te spreken dat ik dit concert voor geen geld wou missen. Meer nog, ik besloot zelfs om –voor de eerste keer– naar de inleiding van het concert te gaan. Een goede keuze: niet alleen had ik mij op die manier verzekerd van een goede plaats, maar de informatie die door Filip Rathé (dirigent, artistiek leider) werd verstrekt, bleek allesbehalve overbodig.

Wat ik vooral zal onthouden van dit concert is niet zozeer de complexiteit van de composities an sich, maar vooral de geconcentreerdheid en de passie van de muzikanten, én het enthousiasme van het publiek (dat duidelijk wist waarvoor het getekend had).

Tijdens het eerste gedeelte (MonumentSelbstportraitBewegung; voor twee piano’s) werden de pianisten begeleid door twee muzikanten die minstens net zo aandachtig als zijzelf de noten van het blad aan het lezen waren, …om tijdig de bladzijden te kunnen omslaan. De concentratie bij de muzikanten was enorm. De partituur diende zo snel te worden gespeeld dat het mij niet zou verwonderd hebben indien diezelfde begeleiders met doekjes het zweet van het voorhoofd van de pianisten hadden gedept, en er ook nog eens in de coulissen masseurs hadden gewacht om de handspieren terug los te kneden. Het tempo was fenomenaal, en het eerste deel bleek, vooral na de inleiding, tóch zeer toegankelijk.

Slebstportrait bijvoorbeeld, voluit Selbstportrait mit Reich und Reily (und Chopin ist auch dabei), verwijst naar het ‘oude’ minimalisme, en vooral naar de Phase Shifting techniek van Reich (cfr zijn compositie Drumming). Chopin kwam pas op het einde van het stukje kijken, in een paar nep-citaten. Schitterend!

Het tweede deel was het Trio voor Viool, Hoorn en Piano, met het Hoorntrio (opus 40) van Brahms als voorbeeld. Gecomponeerd naar aanleiding van de 150e verjaardag van Brahms (in 1983) is het stuk niet alleen opgezet als hommage aan de componist, maar zijn de vergelijkingen met het voorbeeld vanzelfsprekend (de compositie, maar ook de bezetting, die uitgaat van de ongeventileerde hoorn). Het wordt aanzien als toegankelijk, en werd destijds door de avant-garde afgedaan als een terugkeer naar de conservatieve muziek. Tot groot ongenoegen van Ligeti.

Na de pauze kregen we nog het Concerto voor Piano en Orkest (met de typerend nadrukkelijke aanwezigheid van de percussie). Ligeti beschouwde dit werk als zijn artistieke credo: mijn onafhankelijkheid van zowel de criteria van de traditionele avant-garde als die van het gangbare postmodenisme. Het stuk werd gecreëerd in twee fasen: de eerste drie delen in 1985-86, de laatste twee werden pas achteraf toegevoegd, omdat voor Ligeti het derde deel niet volstond als slotbeweging.

Hoewel het als complexer werd beschreven dan het Trio voor Viool, Hoorn en Piano, vond ik het veel makkelijker om te volgen, of toch er bij te blijven; veel intrigerender en interessanter.

Filip Rathé had tijdens zijn inleiding nog verschrikkelijk fascinerende zaken te vertellen. Hoe de Ligeti flirt met de grens van de virtuositeit, en die grens graag overschrijdt; hoe hij, zoals Schumann, in de partituur schrijft so schnell als möglich om even later toe te voegen noch schneller; of bij de hoornpartij oben en in de marge daarbij vermeldt es ist möglich!, de muzikant daarbij bezwerend nog meer dan het beste van zichzelf te geven. De grenzen worden steeds verlegd. Waar vroeger Shostakovich nog werd beschouwd als aartsmoeilijk, wordt het nu aan muziekstudenten als oefening meegegeven. Binnen afzienbare tijd is het de beurt aan Ligeti.

Laat mij toch maar even klagen over de schabouwelijk slechte zitjes in de Bijlokekapel (keuze tussen keiharde, misvormde uitklapstoeltjes, of houten ‘koor’plaatsen waarschijnlijk zo gemaakt om ervoor te zorgen dat de geestelijken destijds zo min mogelijk zouden gaan zitten tijdens de eredienst). Dringend tijd om daar iets aan te doen.

Edoch, niet alleen de muziek, maar zoals reeds vermeld ook de uitstraling, het enthousiasme, de concentratie en het plezier van de muzikanten maakten van dit concert een uiterst geslaagd optreden. Blij dat ik erbij was.

Portret György Ligeti, door het Spectra Ensemble olv Filip Rathé. Gehoord én gezien op 14 april in De Bijloke.

(Deze entry is ook terug te vinden op gent.blogt)

De battre mon coeur s’est arrêté

Onder het motto: het hoeft niet altijd een Franse film te zijn die in Amerika een remake krijgt, gingen wij gisteren naar De battre mon coeur s’est arrêté, een remake van Fingers (James Toback, 1978), door Jacques Audiard, met in de hoofdrol Romain Duris (die we nog kennen van L’auberge espagnole).

De battre mon coeur s'est arrêté

Tom (Thomas) werkt in de immobiliën; d.w.z. hij koopt en verkoopt gebouwen, waarbij enige fysieke overredingskracht hem niet vreemd is. Die duistere kant blijkt hij van zijn vader te hebben, voor wie hij, meestal tegen zijn zin, ook wel eens echt louche zaakjes opknapt. Zijn succesvolle carrière krijgt een wending als hij –totaal onverwacht– de impressario van zijn overleden moeder (een pianiste) tegen het lijf loopt. Wanneer die hem immers voorstelt bij hem auditie te komen doen, stelt Tom plots alles op het spel om concertpianist te worden.

De film handelt over de tweestrijd tussen het rauwe milieu waarin Tom is terecht gekomen, versus de zachtere kant van de kunstwereld; over Toms keuze tussen de wereld van zijn vader, tegenover die van zijn moeder. Vrij van alle moralisme wat in dit verhaal zou kunnen betrokken worden, en dat maakt er de film natuurlijk alleen maar beter op.

Romain Duris levert een heel sterke en geloofwaardige vertolking af, en de opbouw naar de auditie toe blijft tot op het laatste moment spannend. Het einde van de film is opgevat als een addendum, dat Toms keuze en overtuiging aanzienlijk bevestigt.

Absoluut de moeite waard.
(Fingers, de oorspronkelijke film, heb ik niet gezien, maar gezien de commentaren, hoef ik daar niet rouwig om te zijn.)

De battre mon coeur s’est arrêté, van Jacques Audiard. Gezien in Studio Skoop.

(Dit artikel staat ook op gent.blogt)