“What’s for tea?” het is bijna onze dagelijkse begroeting. Sinds de tragische exit van collega A. deelt Martini opnieuw mijn bureau. Hij is van het negende naar het achtste afgezakt, en zit eigenlijk op exact dezelfde plaats, maar dan alleen een verdieping lager. Net zoals ik, in januari eerder dit jaar.
“Tomato soup and baked beans. From a tin of course“, was het gevatte antwoord vanochtend, “don’t want any of that healthy stuff!” En met een brede grijns voegde hij eraan toe: “so what are you havin‘?”
Gestoofde wortelen, en kippeborst, en misschien ook bruine basmatirijst. Maar voor ik goed en wel het concept van ‘stoven’ kon uitleggen in het Engels, had hij me ontfutseld hoe thuis een ragout klaargemaakt werd.
De ingrediënten variëren, maar er zat zeker lamsvlees in (bas-côtes) en aardappelen, en look, en rapen, en als het even kan ook wortelen en spruiten. En dan dacht ik dat ik een savooikool had liggen –of ‘die flink uit de kluiten gewassen spruit’ zoals Henri ernaar verwees. Aardappelen had ik ook, en wortelen, en ajuinen, en look. Geen rapen, maar het lamsvlees kon ik bij de slager halen, waar ik op dinsdag toch langs ga om het bio-fruipakket op te halen.
Dus stonden al gauw een stukje lamsschouder (gemarineerd), twee mergues (ook al lam), en drie boerenworsten een uurtje op een laag vuur te pruttelen, vergezeld van voorvermelde groenten. Waarvan de helft wordt bewaard voor morgen —it tastes even better te next day zo had ik Martini verzekerd.
mjammie (op de spruitjes na dan voor mij :-))