Dat was maandag

Na driewerf uitstel, kwam ik gisteren alsnog bij de VDAB terecht. Mijn afspraak was om kwart na één, en de voormiddag vloog voorbij aan het wachten op een pakje (of twee) van amazon (uk én fr; pakjes die er overigens nog steeds niet zijn); het lezen van een tekst van John R. Searle (The Structure of Illocutionary Acts, gepubliceerd in het jaar waarin ik ben geboren); en het uitlezen van één van die boekskes. Het openbaar vervoer bracht mij –uit eigen voorzorg– ruim op tijd naar het Stapelplein, alwaar de wind mij toch noopte tot een voortijdig binnendringen van het VDAB bastion, om het laatste kwartier in de warmte te kunnen wachten (een tijd welke ik met de analyse van de drijfveren van Michael Haneke heb doorgebracht).

Geheel in tegenstelling tot mijn verwachtingen, was men bij VDAB enorm vriendelijk. Mijn consulente, Katrien (niet te verwarren met Katrien van OR, waar ik gisteren niet eens ben geraakt, maar waar ik mij vandaag dan maar aan een dubbele portie ‘alles’ heb gelaafd) bood meteen comfort. “We gaan uw carrière eens overlopen”, suste ze onbewust mijn ergste veronderstelligen, “en dan kijken we weer verder.”

Eigenlijk is het best eens leutig om aan zo’n volstrekt onbekende, gans het arbeidsgerichte deel van uw levensloop uit de doeken te doen. Dat ik mijn thesis niet had afgelegd omdat ik toen werk had gevonden; dat ik zes weken naar Rhode Island ben getrokken om er Summer School Graphic Design te volgen; zelfstandig ben geweest; mij zonder kleerscheuren uit de internetbubbel heb teruggetrokken; en dan een paar jaar bediende ben geweest –met korte onderbreking. Eigenlijk wel leutig om te constateren dat ik een groot stuk internetgeschiedenis van dichtbij heb meegemaakt; het ontstaan van het commerciële internet.

Voor we aan allerlei carrièreplanning begonnen, heb ik Katrien ook twee van mijn (vier) projecten uit de doeken gedaan, waaronder dat waarin wij gedrieën (begrepen: Tessa, Henri en ikzelf) voor drie maanden naar de Verenigde Staten trekken. Er werd naar de RVA gebeld, overlegd, vervolgens werden documenten opgemaakt en ondertekend, en ik ben meteen in orde voor beide projecten (al moet ik nog even bij de HVW langs). De VDAB is uw vriend. Waarlijk.

De (rest van de) namiddag werd gespendeerd op het UZ. Niet dat ik de Nespresso (what else?) uit Tessa’s bureau ging stelen, maar Henri diende allerlei (lees: twee) onderzoeken te ondergaan, van NKO tot cardio. NKO was in minder dan geen tijd afgelopen (dat was in het kader van zijn tonsillectomie, al zeggen u en ik gewoon dat zijn amandelen werden verwijderd). Cardiologie was dan weer op de kinderafdeling, en dat betekent altijd wachten. Extra lang wachten voor iemand, voorzien van een gezonde portie hypochondrie, tussen kindjes die hoesten of met rare uitslag tegen u aanlopen. Ze kunnen er ook niet aan doen, die bloedjes, maar mijn gelaat begint allengs opnieuw te jeuken bij de herinnering aan dat ene jongetje (wiens geslacht ik heb veranderd om anonimiteit te garanderen, of net weer niet, want anders hebt u het ook rap door), dat met allemaal rode stipjes in het gelaat rondliep –het was waarschijnlijk niet eens besmettelijk, ocharme. Bij een vriendelijke professor-doctor-arts wist Henri vanzelfsprekend elk spoor tot aritmie –dat zelfs ík thuis had kunnen vaststellen– vakkundig weg te moffelen. Ach, u weet best hoe dat gaat.

Maar goed, dat was maandag. Nog een geluk dat ik over vandaag niet zoveel kwijt wil.

5 gedachtes over “Dat was maandag”

Reacties zijn gesloten.