Macon (fin)

Het ging niet goed met Macon, had ik u onlangs nog verteld. Eergisteren vond hij nog amper de kracht om recht te komen en te drinken –eten was al helemaal niet meer aan de orde. Toen ik gisterenavond thuiskwam lag hij op zijn vertrouwde plekje bij de drinkbak die we bij onze slaapkamerdeur hadden gezet. Zijn lijfje ging nog traag op en neer onder een moeizame adem, en zijn kopje duwde nog zacht tegen mijn hand toen ik hem streelde. Zijn pootjes gaven nog iets meer weerwerk, maar het waren meer spasmen –zoals in zijn slaap– dan doelgerichte beweging.

Het had geen zin om het nog verder uit te stellen. Toen Tessa thuiskwam heeft ze bij de dierenarts, een beetje verderop in de straat, twee maal 5ml spierverlammende substantie gehaald (dat kreeg ze enkel mee omdat ze zelf arts is natuurlijk). Macon tot daar vervoeren zagen we geen van beiden zitten, en de dierenarts had er alle begrip voor. Hij raadde aan de vloeistof pulp-fictiongewijs rechtstreeks (of zo dicht mogelijk) in het hart in te spuiten.

Nu ben ik niet meteen kleinzierig, maar ik weet hoe onze katten reageerden bij een gewoon bezoek aan de dierenarts, en ik zag het eigenlijk ook niet meteen zitten om Macon vlak voor zijn dood nog even aan de horror van die naald in zijn hart bloot te stellen. Maar het moest. Het was dat of een vreselijk trage dood waarvan hij volgens mij toch afzag.

Dus stonden we alledrie rond hem –we hadden alles goed uitgelegd aan Henri, en hem de keuze gelaten of hij erbij wou zijn. Macon gaf geen kik, toen de lange naald in zijn uitgemergelde lijfje werd geduwd –wat mij sterkte in de beslissing dat het inderdaad beter was om zijn negen levens zo te beëindigen. Voor de rest duurde het nog geen minuut. Hij ontspande helemaal, legde zijn kopje neer, and that was it.

Mâcon de la Foret Bellifontaine. De mevrouw van wie we hem hadden gekocht keek even raar op, toen we zijn naam voorstelden. Het moest met een ‘m’ beginnen –dat is zo’n regeling: per jaar schuift dat een letter op– en ik was indertijd nogal zeer erg into Peter Greenaway (The Baby of Mâcon was nog niet zo heel lang daarvoor uitgebracht). We kregen een heuse stamboom mee, waaruit bleek dat hij wel degelijk een echte Chartreux (Kartuizer) was, met maar liefst vijf kampioenkatten –waarvan drie internationaal– onder zijn voorouders.

Hij was geboren op 30 juni 1996, en is dus net geen 11 –60 in mensenjaren zegt het dierenartsboekje mij– geworden. Ik herinner mij nog hoe we een krakkemikkige R5 van Gent naar Arbonne la Foret –vlakbij Fontainebleau– zijn gereden om hem af te halen. We brachten toen een kleine blauwgrijze kat mee naar de Tarbotstraat –waar we toen nog woonden– een heel nerveus en bang hoopje kat, dat we gedurende de terugweg in een ruime doos hebben laten zitten opdat hij vooral niet zenuwachtiger zou zijn geworden van het voorbijflitsende landschap.

“Hoewel hij voor iedereen lief is, hecht een kartuizer zich maar aan één persoon”, zo had de mevrouw ons gewaarschuwd. “En die kiest hij zelf uit.” Ik was dan ook verschrikkelijk blij toen al gauw bleek dat hij mij had gekozen. Male bonding, ongetwijfeld. Macon was dus niet zozeer mijn kat, maar eerder mocht ik zijn baasje zijn.

(…)

macon

Macon

Het gaat niet goed met mijn kat. Eind vorig jaar is hij ziek geworden, en gezien hij steeds verschrikkelijk dorst had, dachten we eerst aan diabetes. De dierenarts heeft dat echter tegengesproken, en Macon kreeg een antibioticakuur voorgeschreven. Even, heel even, bracht dat beterschap, maar al gauw ging het weer slechter.

Hij staat wankel op zijn poten, slaagt er met moeite in de trappen op en af te lopen (waardoor we soms zijn excreties uit de traphal moeten weghalen), en kwijnt zienderogen weg. De regio aan zijn heupen, is volledig ingevallen, en als je daar voelt, dan raken je vingers elkaar door zijn lichaam heen. Goed kan dat niet zijn.

Hij klaagt niet, of weinig, en is telkens weer verschrikkelijk gelukkig als we thuiskomen en wat tijd met hem kunnen spenderen. Veel doet hij niet meer, behalve wat wiegen op zijn voorpoten, en spinnen als een naaimachien als ik hem zachtjes –opdat hij niet zou vallen– over zijn kopje streel.

Het wordt tijd voor afscheid, vrees ik. Maar dat besef maakt het er niet makkelijker op.