…en in uw beperkingen leert ge uzelf pas goed kennen.
Vier dagen geleden was ik om klokslag drie uur wakker geworden. Ik had me gewassen, gekleed, had ontbeten, de poort geopend en de motor buiten gerold. Met hoge snelheid verdween ik met den einder, en nog voor de zon mij kon warmen had ik mijzelf en de motor rond een boom midden op de E40 gekromd. Hulp kon niet baten, en zelfs de inderhaast toegesnelde ambulanciers beweerden nooit ofte nimmer een dergelijk geval te hebben meegemaakt. Wie plant er nu ook een boom temidden van de E40, en meer nog, wie kromt zichzelf en zijn motor rond zo’n robuuste stam? En waarom is dat nooit eerder gebeurd?
De natie was drie dagen in rouw –en hier hebt u meteen de reden waarom ik hier niet eerder over kon berichten– gedurende welke tijd elke jonge vrouw mij kwam begroeten, mij kuste, en mij eeuwige trouw beloofde, om vervolgens in hun sponde opnieuw hun man terwille te zijn met niets dan mij in hun gedachten. Het is niet makkelijk een god te zijn.
Gisteren stond ik op en wandelde. En nauwelijks had ik vijf stappen gewaagd of ik werd aangesproken door een man. En nog een. En nog een. En voor ik het wist was daar elke man van elke jonge vrouw en allen wilden ze mij bedanken voor het leven dat ze hadden sinds ik mijzelf en mijn motor rond die stoere boom midden op de E40 had gekromd. Dat ze blij waren dat ik dood was en dat ze wilden dat ze mij bij leven hadden leren kennen. En dat ze allemaal hun eerstgeborene naar mij zouden noemen. En toen waren ze plots allemaal weg en sliep ik weer.
En in die slaap had ik een droom, en ware het niet dat ik nu met de motor huiswaarts moest, ik had hem u verteld. Want hij was bizar, die droom.
Neenee, u vergist zich.
heu, euhm toch wat raars gegeten de avond voordien precies…
Blijft u maar daarboven.
Ik blijf wel keizer hier beneden.