“Wa vind’er van? Schoon hé!”
We waren wat doelloos in Gent aan het rondzwalpen. Via het Laurentplein (voor zolang het er nog ligt –de kiosk is al weg), waren we op weg naar het Sint-Baafsplein voor een drankje.
Onderweg was ik lukraak wat foto’s aan ’t maken, van de Reep, het Duivelsteen, daarna van de Sint-Baafskerk. Alwaar een oude man, fiets in de hand, mij op bovenstaande wijze aansprak.
“Kent ge’t misschiens?”
Dat ik in Gent geboren en getogen was, naar school en universiteit gegaan, en dat het Sint-Baafs mijn niet onbekend was, nee.
“Ah, ik dacht dat ge nen ollander waart, met die foto’s dat ge aan ’t pakken waart en al.”
En weg was hij, naar de volgende ’toeristen’.
Een snelle ronde binnen in de kerk afgelegd, en dan vlug buiten naar een terras. Vanwaar we hem weer dezelfde act zagen opvoeren, de Gentenaars rap vermijdend, de toeristen gauw een verhaaltje opdisselend, om een paar eurocenten in ruil te krijgen.
“Allez, nog een goeie vakantie hé,” hoorde ik hem nog wauwelen tegen een koppel Engelsen. “En geniet van Gent. Schoon hé!”