annex (iv)

“Dat gaat niemand meer geloven.” Ze keek me met een spottende blik aan. “Dus schrijf er maar over wat je wilt. Je ontkracht er meteen al het vorige mee.”

-*-

Tessa en Henri zijn terug thuis. Morgen vertrekt k. opnieuw voor onbestemde tijd naar Spanje. Ze klonk heel teneergeslagen, gisterenavond, toen we afscheid namen. Ze had Michels commentaar gelezen, en wist helemaal niet wat ermee aan te vangen. “Dat ben ik niet, weet je. Dat zijn wij niet. Wat Michel schrijft heeft helemaal niets met ons te maken.” Het afscheid was kort en vluchtig, net als de aanraking van haar lippen. Ik was toen nog in de veronderstelling dat ik haar waarschijnlijk dinsdag terug in de trein of het Noord zou treffen.

-*-

Vanochtend zat de trein stampvol. Niet omdat er plots meer mensen waren, of omdat ik verdwaald naar k.’s gezicht in de massa op zoek was; de machinist was gewoon te vroeg gestopt, waardoor de eerste deuren van de eerste wagon stilhielden waar normaal gezien de eerste deuren van de tweede wagon hun opwachting maakten. Een ramp. Chaos. De rangorde verstoord. Plots diende iedereen twee plaatsen op te schuiven, of, zoals ik heb gedaan, de verkeerde kant van de wagon in te stappen, om door het gangpad naar de plaatsen aan de andere kant te spurten. Ik was op tijd. Schuin tegenover mij kwam een jongedame te zitten (alweer), die waarschijnlijk in een volgende wagon thuishoorde. Mij niet gelaten. Op die manier waren de vier zitjes bezet door slechts twee mensen: ruimte zat.

“Zijn dat The Cranberries?”

Dit kon geen waar zijn. Earbuds uit de oren, en vol ongeloof bevestigend geantwoord.

-Sorry, ik wist niet dat het zó luid stond.

“Geen erg. Mijn beste vriendin en ikzelf waren daar destijds aan verslingerd.” Haar ogen blonken. “Misschien ken je haar wel.”

Huh? Ik kende de juffrouw van haar nog pluimen, dus hoe zou ik…

“k. vroeg me je te vertellen dat ze morgen naar Spanje vertrekt. Ze had overigens gelijk. Je gezicht is geld waard.”

De verbijstering trok langzaam weg. Ik begon hardop te lachen, en ook zij proestte het uit. Onze medereizigers wisten even niet meer waar ze het hadden. S. bleek al jaren de beste vriendin van k., en bovendien nam ook zij vaak de trein naar Brussel. Niet deze, maar de trein op spoor 8, die naar de luchthaven doorreed. Want S. was airhostess, en had de Sabena crisis maar net overleefd. Als ik zin had, en als ik daardoor niet te laat op het werk zou komen, moest ik maar eens de trein van 7:15 nemen. “Om over k. te praten. Of zo,” zei ze nog toen ze in het Zuid uitstapte. En ik mocht er gerust over schrijven.

-*-

Tot zover. Want voorlopig zit ik terug alleen op te trein. Al is er nu plots wel die ene meneer, die me stiekem zit te bekijken, en al een hele tijd opmerkingen heeft zitten maken over mij tegen zijn gezelschap. En die, wanneer hij mij passeert bij het uitstappen in Centraal, een knalrode kop krijgt wanneer ik hem aankijk. Gegroet, bij deze.