For fuck’s sake: Kevin Costner meets Steven Seagall. Man on Fire is een archetype van een inhoudsloze Hollywoodproductie.
Costner Denzel Washington is Creasy, een ex-CIA moordenaar. In een poging zijn verleden te onvluchten, raakt Creasy verzeild in Mexico, waar hij werk vindt als bodyguard voor Pita, dochter van de Amerikaanse Lisa, en de Mexicaan Samuel Ramos. Al gauw wordt Pita gekidnapped, waarbij Creasy ei zo na het leven laat. Wat volgt is een ongeloofwaardige opeenstapeling van actie door Creasy, die op zijn eentje the brotherhood “La Hermanadad” (letterlijk de broederschap: “de broederschap”) aanpakt om de dood van het meisje te wreken. Ik zal de rest van het magere verhaaltje maar niet vertellen, maar iedereen die ooit al een film of twee heeft gezien, waat al vanaf de eerste minuten hoe de vork in de steel zit. (En voor wie het echt wil weten: het ganse verhaal.)
Los van het flutverhaal, toont de film u ook de stereotype weergave van Mexico, waar enkel bandido’s, corruptie politie, en kidnappers leven. De ‘goeden’ in deze film zijn ofwel Amerikaans, ofwel Europees (een Italiaan), ofwel vrouw. Maar maakt u zich daar vooral geen zorgen over; op het einde van de film bedankt de regisseur nog even Mexico City, that special place
. No hard feelings zeker?
Wat Washington met zijn carrière heeft uitgespookt, ik weet het niet, maar Cry Freedom (ook op dit filmfestival te zien) it no longer aint. Dat belooft voor The Manchurian Candidate.