De eerste paar dagen was Nico niet van haar zijde weg te slaan. Deuren werden voor haar geopend, stoelen bijgeschoven, zelfs eten werd voor haar bereid en opgediend. En er was nog niet de minste ronding te zien.
Toen Nico echter begon wildvreemde mensen over het heugelijke nieuws te vertellen, was het voor haar genoeg geweest. De eerste keer wist ze niet waar kruipen van gêne, maar de volgende keer, en alle dááropvolgende keren wist ze zich van het schouwspel los te maken, en werd ze hooguit nog bevangen door een soort plaatsvervangende schaamte.
De mensen reageerden allen positief, toen ze door Nico werden aangeklampt. Daarover had ze eigenlijk totaal niet ingezeten. Wat haar bijna deed walgen, was niet die aanspreking –dat had ze anders best grappig gevonden– maar wel het potsierlijke enthousiasme en de toewijding van Nico. Voor zover ze zich kon herinneren was hij in de vijf jaar (god, was het al vijf jaar) dat ze samen waren nooit ergens enthousiast om geweest. In het begin misschien nog wel. Heel in het begin.
De seks was goed geweest die avond, toen ze Nico leerde kennen. Veel ervaring had ze niet, en seks was het verste van haar gedachten geweest, maar Nico was erg overtuigend. Seks was voor Nico niet meer dan een calling card, zoals een andere man ‘hallo’ zegt, eindigde elke nieuwe kennismaking voor Nico in bed. Al had ze dat pas veel later ontdekt.
Daags na de seks had Nico haar bloemen gebracht. Ze was wakker geworden in een leeg bed, en vroeg zich net af of ze er nu rouwig om was dat hij er vandoor was gegaan zonder briefje of telefoonnummer achter te laten, toen iemand aanbelde. Met enkel het donsdeken rond haar gedraaid, leunde ze uit het raam op de tweede verdieping, vanwaar ze Nico zag met een grote bos bloemen in zijn handen. Handén, want het boeket was zo groot geweest dat ze amper zijn gezicht kon ontwaren. Hij straalde.
Dát was het moment waarop ze voor hem was gevallen.