We blijven nog even bij de taal (een talig weekend). Ton den Boon, hoofdredacteur van de Grote Van Dale, publiceerde een kroniek van de nieuwe woorden uit 2004 en legde ze vast in het downloadbare boekje Taal van het jaar vier: kroniek van het Nederlands in 2004 (420KB PDF) [via].
Een voorsmaakje: over weblogging.
Wat deden mensen vijf, zes jaar geleden met hun vrije tijd? In elk geval hielden ze nog niet een weblog of blog – een regelmatig ververst dagboek op het internet – bij. Dat is anno 2004 wel anders, want op het internet struikel je werkelijk over de logs. Hoe vers het verschijnsel is, blijkt alleen al uit het feit dat de woorden logen weblog nog niet eens in de Grote Van Dale van 1999 staan. Dat is geen wonder, want pas rond 2000 begonnen de kranten over het bijbehorende verschijnsel te schrijven. Tegenwoordig zijn ze er in soorten en maten en is log een populair onderdeel van samenstellingen: je hebt boekenlogs, citatenlogs, filmlogs, kunstlogs, muzieklogs, nieuwslogs en natuurlijk de onvermijdelijke sekslogs (alle woorden zijn te vinden via Google). Een weblog waar de bezoekers naartoe surfen om gechoqueerd te worden, heet een shocklog (vk, 13-52004) en een log waar je gezellig kunt chatten, heet een kletslog (via Google). Van de ene log naar de andere gaan, heet webloghoppen, loghoppen of bloghoppen. Die werkwoorden worden door loggers op internet inmiddels al keurig volgens de regels van het kofschip vervoegd: ik loghop, loghopte, heb geloghopt. Een man die een log bijhoudt, heet vanzelfsprekend een logger. Zijn vrouwelijke pendant wordt een logster genoemd, maar heet – wat charmanter – ook wel een logette. Deze woorden zijn trouwens wel veelvuldig via Google te vinden, maar nog niet doorgedrongen in de krant.
Het lijkt wel zo gegrepen uit het Het Groot Dictee der Nederlandse Taal.