Met de V.E.M. naar het E.M.J.

Zondag trokken we naar Neerpelt, waar het 61e Europees Muziekfestival voor de Jeugd plaatsvond (van 3 tot 6 mei). 25.000 bezoekers zagen er gedurende het weekend flink 3.400 jongeren verschrikkelijk veel plezier maken. De V.E.M., de muziekschool waar Tessa, Henri en ikzelf les volgen, deed mee aan de wedstrijd/festiviteiten.

Veel wedstrijd is er niet echt, het is meer een flink uit de kluiten gewassen muzikale happening, waar jongeren uit (voornamelijk) Europa voor elkaar optreden. De V.E.M. deed mee in twee reeksen: met het Mini Musica Kinderorkest in Reeks F: Vrije instrumentatie en volksmuziek (in het Michielshof in Achel), en met het Strijkorkest in Reeks E: Strijkorkesten & symfonische orkesten (in de Sint-Niklaaskerk in Neerpelt).

Op het einde was er een optocht (inclusief fanfare) van het centrum (Wico Campus St-Hubertus) naar het Dommelhof, waar op een slotshow de ‘resultaten’ bekend gemaakt werden (tussen aanhalingstekens, want die resultaten waren er ook maar voor de show, heb ik zo een vermoeden). Een wervelend gedoe, helemaal op maat van de jeugd. Het stak allemaal heel mooi in elkaar.

Het weer was uitstekend, en de horeca op het –niet al te grote– dorpsplein, waar de stoet passeerde, zat helemaal vol mensen die van de zon en de gezelligheid kwamen genieten. Hopelijk doen ze volgend jaar opnieuw mee.

V.E.M. - E.M.J.

V.E.M. - E.M.J.

V.E.M. - E.M.J.

V.E.M. - E.M.J.

V.E.M. - E.M.J.

Cello: let’s dance! (Übungen auf 2 Saiten)

Het gaat goed met de cellolessen, dankuwel. Ik ben nog steeds bezig mijn draai te vinden op/met de losse snaren, en we zitten ondertussen aan bladzijde vijf van Dotzauer. Bladzijde vijf, dat betekent Übungen auf 2 Saiten ofte Oefeningen op 2 snaren. Voornamelijk de la en de re snaren (de hoogste), maar vanzelfsprekend ook een toonladder (over twee octaven).

Übungen auf 2 Saiten door Bruno Bollaert

We zijn er nu al een paar weken mee bezig, en vooral dat vijfde deel van nummer 11 is een doorbijter. De wissel van eerste vinger op de la snaar naar de tweede vinger op de re snaar, vroeg meer oefening dan verwacht, maar ik begin het stilletjesaan onder de knie te krijgen. Wat niet wil zeggen dat mijn noten altijd even –ahem– toonvast zijn. Thomas is meestal wel content, en ik van zijn lessen, want het aantal tips dat ik van hem meekrijg op één zo’n les is niet op één hand te tellen. Het is allemaal detailwerk. De pink van de linkerhand schuin houden op de snaar geeft bijvoorbeeld een iets hogere klank, dan wanneer je diezelfde pink op dezelfde plaats (lood)recht op de snaar zet. De rechterhand moet in een rechte lijn op de arm volgen, en mag niet gebogen zijn, ook op de (f-cking) do snaar.

Let's Dance! door Bruno Bollaert

Sinds het derde trimester doe ik ook mee in het beginnersorkest. Dat is voornamelijk op strijkers gericht, al zitten er ook twee (alt)saxen bij. Als ik mij niet vergis zijn er twee violen, vier cello’s en, sinds Tessa maandag is meegekomen, één contrabas. (Zo krijg ik haar ook nog eens te zien.)

De partituur voor de tweede cellostem is veel eenvoudiger dan wat we in de les krijgen (losse snaar en één vinger), maar met de toevoeging van de samenspeldruk. En de partituur is er iets ingewikkelder op geworden nu ook Tessa meespeelt: de tweede stem cello speelt ook de baspartituur mee. Op de vierde lijn van het stuk hierboven zitten we met de sol (vierde vinger op de re snaar), dan naar si (eerste op de la snaar), de la (losse snaar), dan opnieuw sol (4e re), fa kruis (3e re), mi (1e re), en re (losse). En ‘lively‘ in 2/4 wil alvast zeggen: niet treuzelen.

Ook bijgeleerd: de tweede lijn is pizzicato (tokkelen), maar in het midden van de derde lijn verandert dat naar arco (strijken). En ondertussen in het ritme blijven.

Ik amuseer mij te pletter. Serieus. Een instrument leren bespelen is van het leutigste dat er is.

Cello (VIII): gelijk een gordijntje

Een van de belangrijkste onderdelen van een cello is de strijkstok. Reserveer zo ongeveer een derde van de aankoopprijs van uw cello voor de strijkstok, zo wordt mij ingefluisterd. In concreto: de gemiddelde studentencello van 3.000 euro wordt bespeeld met een strijkstok van 1.000 euro (niet dat zulks een verplichting is vanzelfsprekend). Ik slik nog steeds eens flink bij het zien van die bedragen, en speel lustig door op mijn –iets minder dan fantastische, maar ruimschoots volstaande– gehuurde cello. Al was er een kleine onderbreking, vorige week.

“Wel, er zat zo één haartje los,” legde ik uit aan de telefoon, “en toen ik daar aankwam, loste er nog eentje, en nog eentje, en dan plots kwam al de rest los, gelijk een gordijntje.”

Cello : de strijkstok door Bruno Bollaert

Dat was vorige donderdag, en toen ik de strijkstok allengs kwam tonen in de V.E.M., was het rustige verdict dat ik hem gewoon moest laten herharen. Vrijdagochtend leverde ik hem af bij Luc Deneys in de Sint-Jacobsnieuwstraat. “Woensdag moogt ge erom komen”, gaf ook die luchtig mee, en toen hij de wanhoop op mijn gezicht zag, kreeg ik prompt een vervangstok in handen gedrukt.

Maar ziet, ik heb hem al terug, sinds vanochtend, en ik heb hem al wat ingespeeld ook.

Dat duet vorige week, is trouwens vlotter verlopen dan verwacht. Ik was ‘lichtjes’ gespannen, maar mijn klank werd goed bevonden, en ik kreeg weer een heleboel tips mee. Meer ontspannen, ik weet het.

Cello (VII): workout

Het begint serieus te worden, met die cello. Wie al langer cello speelt, zal die uitlating straks behoorlijk grappig vinden, maar ik zit momenteel nog steeds in de fase waarin het allemaal nieuw blijft.

Cello door Bruno Bollaert

Zowat de meest fundamentele oefeningen die er zijn, maar ziet: ik mag (moet) al mijn vingers van de rechterhand gebruiken om ze uit te voeren. Vorige week was ik daar iets té geestdriftig aan begonnen, waardoor ik daags nadien enkel de losse snaren kon oefenen wegens spierpijn. Grappig, ja, ik weet het. En het blijft voorlopig nog bij pizzicato (tokkelen), behalve het duet (aan twee balken per stem) dat op de volgende bladzijde staat en dat ik –normaal gezien– straks met Thomas ga spelen. Enfin, hij gaat spelen, ik ga geluiden voortbrengen die ergens in de buurt van de gevraagde noten liggen. U weet hoe dat gaat.

[youtube https://www.youtube.com/watch?v=K75zK5i35N4&w=500&h=284]

Neen, dit is niet de gebruikelijke manier waarop men een duet speelt op cello.

Cello (VI)

We beginnen elke les op zowat dezelfde manier. Thomas stemt de cello met pijnlijke accuratie, checkt mijn zithouding, de hoek van de cello, hoe ik de strijkstok vasthoud, en of ik wel ontspannen ben. “Denk aan niets, en denk vooral niet over hoe je moet bewegen”, beklemtoont hij. Ik krijg er een paar nieuwe oefeningen bij. Vloeiend een keer of twee over een kort stuk van de stijkstok heen en weer bewegen, aan de slof, in het midden, aan de tip, en dan pas de lange noten over de hele strijkstok op de losse snaar spelen. En ook de strijkstok heel snel van de tip tot aan de slof duwen, en omgekeerd trekken van de slof tot de tip. Daarbij mag ik niet op het geluid letten, maar enkel op de resulterende houding aan het eindpunt. Thomas corrigeert; millimeterwerk, met een nauwkeurigheid zoals hij die toepast bij het stemmen, en vraagt mij telkens de posities losjes te onthouden, en wanneer mogelijk daarnaar terug te grijpen. Hij is al zeer te spreken over mijn manier van strijken, en mijn houding in het algemeen.

Hij verbetert ook mijn pizzicato. Ik mag de snaar niet wegtrekken langszij, maar eerder omhoog. En we werken aan de positie van mijn linkerhand. Ik leer gigantisch veel bij. “De hand moet los zijn, om een ballet te kunnen dansen op de snaren; zeker als we dan aan snellere noten zullen beginnen.” Ik werk geduldig verder aan de basis, want ik besef ondertussen hoe belangrijk het is.

[youtube https://www.youtube.com/watch?v=V7edkwJsgN0&w=500&h=284]

De heilige graal van de cellisten: de zes suites van Bach für Violoncello solo. Ik heb de partituren al liggen (Urtext editie), maar aan meer dan ze mee te lezen als Janos Starker of Jean-Guihen Queyras of Pieter Wispelwey of Ophélie Gaillard ze spelen, kom ik vooralsnog niet toe natuurlijk (en dan nog).

Cello (IV & V)

Vorige week was het de vierde les, vandaag de vijfde. Mijn linkerarm en -hand beginnen stilaan –maar nog lang niet helemaal– gewoon te worden aan de eerste positie (en dan heb ik het over het gevoel van de spieren, niet over de positie zelf). Goed voor de noten si – do – do # – re; mi – fa – fa # – sol; la – si b – si – do; re – mi b – mi – fa. Vergis u niet, die noten lijken elkaar op te volgen, maar de snaren staan van hoog naar laag. Met de losse snaren bij tokkel ik dus (deze keer in volgorde van laag naar hoog, eerste noot is de losse snaar, tweede is de eerste noot van de eerste positie, er valt dus telkens een halve noot vantussen): do / re – mi b – mi – fa; sol / la – si b – si – do; re / mi – fa – fa # – sol; la / si – do – do # – re. Net iets meer dan twee octaven.

Eerste positie door Bruno Bollaert

Telkens ik oefen zeg ik de noten luidop erbij, en bekijk ik waar ze zich op de notenbalk bevinden. Zo’n fasleutel (of bassleutel) is niet meteen veel moeilijker dan een solsleutel (ofte vioolsleutel); de noten lijken gewoon twee posities lager te liggen op de notenbalk. De eerste vier maten op de tweede balk van die partituur (waar 3a onder staat), zijn la – si b – si b – la. Op de solsleutel liggen die twee stappen hoger; als het een solsleutel zou zijn, zouden de noten een fa en een sol zijn (sol b om precies te zijn).

Vorige week mocht ik die vier balken enkel pizzicato spelen, sinds vandaag mag ik ze aan het einde van mijn pizzicato-oefening ook al eens strijken. “Vergeet niet, Bruno,” gaf Thomas mij nog mee, “de rechterhand moet ontspannen blijven, de linkerhand mag iets harder indrukken, maar mag niet knellen natuurlijk.” (Thomas heeft een nadrukkelijke Duitse tongval, dus het klinkt zoiets als “die rechterhand moest ontschpannen bleiben.”)

En al beweert Thomas dat het goed vooruit gaat, het is lang niet evident. De houding van strijkstok en schouder zijn goed, maar aan mijn legato ga ik nog moeten werken (plots gaat dat er zijn, zegt hij –bij de sax was dat ook zo). Ook de spreiding van de vingers is iets wat tijd zal vragen; mijn ringvinger heeft de neiging mijn middenvinger op te zoeken. Ik zal daar maar niets achter zoeken.

Cello (III)

Vorige week kreeg ik op de valreep nog de vingerzettingen voor de eerste positie mee. Op de cello die ik van de V.E.M. huur, werden de plaatsen voor de eerste en derde vinger afgeplakt; de tweede vinger (middenvinger) moet daartussen en de vierde (de pink) moet redelijk ver voorbij de derde gestrekt. Het is belangrijk dat die posities in het spiergeheugen komen, want op strijkinstrumenten staan immers geen fretten zoals bij een gitaar. Ik heb geen idee of dat ooit geprobeerd is, dan wel of dat zo gebleven (?) is voor de flexibiliteit van de toonvorming (een la # en een si b zijn eigenlijk niet geheel dezelfde noot, al is dat wel zo op bijvoorbeeld de piano en op de gitaar).

Edoch, ik mocht deze week spelen met de eerste positie. Enkel pizzicato, strijken mag ik nog steeds enkel op de tweede en derde losse snaar. Dat strijken begint iets makkelijker te gaan, heb ik de indruk. Mijn rechterhand lijkt als vanzelf een beetje een comfortabele, ontspannen positie op te zoeken, al ben ik er redelijk gerust in dat Thomas dat nog wel weer wat zal aanpassen. Ik ga nu ook op zoek naar een manier om legato te strijken, dat wil zeggen: zo vlot mogelijk de wissel van strijkrichting te laten verlopen. Van links naar rechts en andersom, zonder bij die wissel te versnellen of te verluiden of te verzachten of te vertragen –een werk van jaren, neem ik aan.

Dotzauer door Bruno Bollaert

Ik heb ook een eerste oefenboek mee naar huis gekregen: de Violoncello-schule van J.J.F. Dotzauer, Band I: Erste und halbe Lage (er zijn er drie; volgen nog: Zweite bis fünfte Lage; Die überige Lagen). Het eerste deel is al goed voor 108 oefeningen om de cello te leren kennen. En net zoals toen ik begon te lopen, ontdek ik weer spieren waarvan ik niet wist dat ik ze had. De grootste opgaven zijn momenteel: (1) de vingers van mijn linkerhand spreiden, (2) mijn linkerelleboog hoog genoeg houden, en (3) ontspannen. Vooral mijn linkerhand betrap ik wel eens op een death grip.

Cello (II)

De grip die ik onthouden had van de eerste les had ik voldoende geoefend, enkel mijn duim en pink moesten nog beter. Maar ziet, ik mag strijken! Op twee snaren nog wel. De re en de sol (de middenste twee) zijn de minst moeilijke om mee te beginnen. Voor de buitenste, de la en de do, moet men immers de rechterarm te veel kantelen naar resp. boven of beneden om comfortabel het strijken aan te leren.

Het sleutelwoord is ‘ontspannen’. Ontspan de grip, de hand, de arm, de schouders, het ganse lichaam; de snaar wordt niet tot trillen gebracht door kracht, maar door de balans van de strijkstok en het gewicht ervan. Het klinkt allemaal wat overweldigend, en voor een beginner is het dat ook, maar Thomas zegt dat de strijkstok een heel vanzelfsprekende verlenging van mijn arm gaat worden. We are the Borg, you will be assimilated!

Ondertussen lees ik het boek Never Too Late van John Holt uit 1978. Holt was een muzikale laatbloeier, die op zijn veertigste cello begon te spelen (daarvoor zong hij al, en speelde hij dwarsfluit, dus zo’n muziekn00b was hij niet echt). Het eerste hoofdstuk beschrijft A Week of Music, zijn muzikale week zoals hij ze beleeft wanner hij het boek schrijft (en dus al cello speelt). Enorm herkenbaar wordt het, wanneer hij beschrijft hoe hij zijn plaats zoekt in het orkest waarin hij meespeelt.

It is a new piece, new for us, new certainly to me. I have a faint hope that since we are reading it through for the first time the conductor will take it at a slightly slower tempo, which will give me a chance to catch a few more of the notes. No such luck. We take it at full speed, faster, even, than many professional orchestras. Most of the players are considerably better than I am, and certainly better music readers; even if the music sounds a bit ragged, they are catching most of the notes. Ahead of me I can see the fingers and bow of our number three cellist flying over the instrument. No problems for her. For me it is a wild scramble. It is hard for me even to make my eyes move fast enough across the lines of notes, let alone play those notes. My mind is full of frantic thoughts. Here come some quarter notes, I can play them at least. But now a strange-looking passage. Are these octaves? How in the world do I finger this section? How do I play it when I don’t even know what it sounds like? Ah, three measures of rest. At least I can count this, one-two-three-four, one-two-three-four, one-two-three-four, play! Oops! Too soon; I am a beat ahead of the cellists in front of me. How in the world could I have miscounted those measures of rest. Could they have made a mistake? No. No time to worry about it; here come a bunch of sixteenth notes, I’ll never make them at this tempo. Try to catch the first note in each group of four, the way they all tell you. That’s a lot easier said than done. […] Out of the corner of my eye I see that my partner has lost his place. With the left index finger I point it out to him on the music, moving the finger along for a measure or two until het gets the swing of it.

Ik kan niet onder woorden brengen hoe herkenbaar dit is. Zelf in het orkest van de V.E.M., waar het er allemaal nog gemoedelijker aan toe gaat, en niemand aan zijn lot wordt overgelaten. Uiteindelijk moeten we natuurlijk wel de stukken doorspelen, en als het een stuk is dat ik nog maar amper heb gespeeld (of geoefend), dan is mijn ervaring toch wel heel gelijkend op wat Holt beschrijft. Karen, de andere tenorsax in het orkest, staat veel verder dan ik (ze speelt de ingewikkelde passages soms gewoon van het blad), maar ook wij duiden voor elkaar meer dan eens op het blad waar we juist zitten in het stuk dat we spelen.

Wat trouwens erg helpt bij een nieuw stuk (om thuis te oefenen, in het orkest is daar geen mogelijkheid toe), is dit:

He also told me of something I now do often, which is to take a piece of music and hum aloud (or tap) the rhythm. In this way I can get the rhythmic feel of a piece before actually trying to play the notes.

Ik had het trukje zondag (nog voor ik het terugvond in dat boek) aan Tessa geleerd, die zich door een moeilijke passage aan het werken was (met o.a. een achtste rust aan het begin van een maat). En tegelijkertijd sloeg ik mezelf voor het hoofd omdat ik dat vanzelfsprekend zelf veel te weinig toepas.

Cello (I)

Het gaat goed met de tenorsax; ik heb de basis min of meer onder de knie, en nu komt het erop neer mijn techniek te verbeteren. Een levenswerk dus, en één waar ik mij met plezier dagelijks mee bezig houd.

Ik heb altijd al een instrument willen spelen, maar heb het lang niet aangedurfd. Toen ik zag welke vorderingen Henri in de V.E.M. maakte met zijn trompetlessen, heb ik eindelijk ook de stap gezet. Destijds heb ik (tenor)sax gekozen, omdat het de jazz belichaamt, omdat de klank net goed zit en heel veelzijdig is, en omdat het instrument beheersbaar leek.

De tenorsax was echter niet mijn eerste keuze. Al van sinds ik –ergens in mijn late tienerjaren waarschijnlijk– een instrument wilde spelen, was die keuze nochtans al duidelijk: cello. De cello is een van de rijkste instrumenten qua klankkleur en versatiliteit; inzetbaar van klassiek tot metal en vanzelfsprekend alles daartussen. Ik was er echter van overtuigd dat ik het nooit meer zou kunnen leren, de vingerzettingen, het strijken, de discipline van het oefenen.

Eind vorig jaar had ik de beslissing al genomen. “Come to the Dark Side”, fluisterde Tessa’s contrabas dagelijks in mijn oren. Toen ik het onderwerp opbracht bij mijn saxleraar (meteen ook de chef van de V.E.M.), was die meteen voor het idee gewonnen. Hij stelde voor om mij dit trimester uitsluitend op de cello te concentreren om te zien of het mij ligt. In het orkest blijft ik wél tenor spelen natuurlijk.

Cello door Bruno Bollaert

Mijn eerste les was vorige woensdag. Thomas, mijn leraar, is cellist bij de opera en speelt in het ensemble Octocelli. We hebben het instrument helemaal besproken, en mijn eerste taken bestaan eruit om het instrument op een onstpannen manier tussen de benen te balanceren; ritmisch op de vier losse snaren (la – re – sol – do) te tokkelen; en ontspannen met de strijkstok heen en weer te bewegen als was het een ruitenwisser. Strijken mag ik nog niet, dat is voor de volgende les. Ik hou u op de hoogte.