Zenuwtjes

Hij is een beetje zenuwachtig voor zijn eerste echte examen, morgen. Ik heb hem nochtans de ganse namiddag weten studeren, met een toewijding die hij alleen van zijn moeder kan hebben. Ik heb in elk geval nooit de motiviatie kunnen opbrengen om zo te studeren als hij nu al doet. Morgen is het examen Klassieke Studiën (Latijn dus), en hij heeft alles mooi in stukken gedeeld: oefeningen gemaakt, zijn teksten allemaal opnieuw vertaald (jezus f-ing christ), de historische cultuur geleerd, en de woordjes herhaald.

“Och, Henri, ziet eens”, was het enige zinvolle dat ik vandaag kon uitbrengen, “ik heb die ganse pot studentenhaver leeggeten terwijl ik naar een dwaze film lag te kijken.”

En dan heb ik hem nog eens goed vastgepakt en in zijn bed gestopt.

Informatieavond

Vanavond was het informatieavond voor het eerste jaar middelbaar, en hoewel ik er de mens niet naar ben om warme gevoelens te koesteren over concepten zoals onderwijsinstellingen en de bijhorende filosofieën, werd ik geheel bevestigd in de keuze van de school voor de zoon. (We vergeten even het CLB dat er niet in slaagt de horror van het PMS te doen vergeten.) De waarden die werden vooropgesteld en de omkadering daarvan konden bij mij rekenen op de willing suspension of disbelief die ik normaal reserveer voor een degelijk stuk fictie. Henri is enorm tevreden met de keuze, lijkt heel erg gelukkig op de school én is bijzonder gemotiveerd in zijn studiën. En voorlopig volstaat dat ruimschoots.

1A1

Henri door Bruno Bollaert

Een middelbare scholier, dat ziet er zo uit. Hij zit in het eerste jaar Latijn (Klassieke Studiën heet dat tegenwoordig), samen met zijn vriend S. En ook J., een meisje uit het V.E.M.-orkest, zit bij hem in de klas. En hij heeft een locker. En vakken zoals PO en LO en NW en AA en TC en GO en… en… en…

Et tu…

Zoals Huug (en later ook, in het humaniora, Michel), heb ik mijn broek destijds in Sint-Barbara versleten. Zowel het college als de basisschool vormden het decor voor mijn jeugd–na eerst de drie kleuterklasjes en het eerste jeerjaar op de Nouveau Bois te hebben doorgebracht. Ik heb slechts vage herinneringen aan die basisschooljaren.

Van de Nieuwen Bosch herinner ik mij dat ik een gastje uit mijn (kleuter)klas met mijn boekentas rond zijn oren heb geslagen –zo wordt het nog immer verteld– omdat hij mij erop wees dat “hey, Bruno, kijk: uw moeder is daar”. Waarop ik blijkbaar gevat antwoordde: “ja, ik zie dat zelf ook wel”, gevolgd door die draai rond zijn oren. Ik herinner mij ook dat we daar naailessen hadden –Nieuwen Bosch was in eerste instantie een meisjesschool; jongens werden slechts tot in het tweede studiejaar toegelaten– en dat ik dat best leuk vond. En dat ik –voor die ene keer dat ik daar eens moest blijven middagmalen– ik de soep daar zo lekker vond, dat ik tot grote consternatie van de meiskes aan mijn tafel, mijn bord geheel heb schoon gelikt, zoals de katten dat doen. Maar ook dat de juffrouw van het tweede leerjaar mij uit het eerste leerjaar –aan de overkant van de gang– kwam halen, om bij haar –een jaar hoger dus– de rekensommen te komen oplossen waar haar leerlingen kop nog staart aan kregen. Ik eindigde dat jaar met 99% op mijn rapport.

“Hij heeft meer discipline nodig,” moet mijn moeder gedacht hebben, “en een grotere intellectuele uitdaging.” Dus stuurden ze mij naar Sint-Barbara.

In Sint-Barbara kwam ik ook terecht bij meneer De Vleesschouwer. Bij het eerste rapport waren mijn punten met 4% gezakt. Al stonden daar geen punten op, en prijkten er nog allemaal E’s (van Excellent) op mijn rapport. Niettemin was dat een ramp volgens mijn moeder, die nauwkeurig mijn DP’s (dagelijkse prestatie of toetsen) bijhield en heel bezorgd om een audiëntie met de meester verzocht. Dat ik nog altijd den eersten was van de klas, maakte niets uit, mijn rapport vermeldde tevens dat ik een speelvogel was, en meer aandacht moest geven tijdens de les.

Er heerste discipline, maar ik heb –gelukkig– niets meegemaakt dat mij voor de rest van mijn leven heeft getekend. Al denk ik soms nog terug aan Hendrik V., die zulk een schrik had opgedaan dat hij tijdens de les liever in zijn broek deed, dan zijn vinger op te steken om de meester te vragen of hij naar het toilet mocht. Hendrik zat op de bank vóór mij, en ik kan mij nog probleemloos voor de geest halen hoe langzaam een plas urine onder zijn stoel werd gevormd.

In het derde zat ik bij meneer De Maesschalk, en ook daar was ik genoegzaam PIP (geen nood, in het middelbaar zou dat allemaal veranderen). Enkel als de anderen het echt niet konden oplossen, werd ik aan het bord geroepen. Ik had al lang geleerd mijn voortdurend genegeerde vinger niet langer op te steken wanneer er om een antwoord werd verzocht. Op één zo’n zeldzaam moment dat ik toch aan bord werd geroepen, twijfelde ik een halve seconde om van mijn bank op te staan. Tijd genoeg voor een kort “hebt ge mij niet gehoord, misschien, Bollaert?” Let wel, het was geen plotse opstoot van rebellie die mij deed twijfelen.

“Kijk mevrouw,” heeft meneer De Maesschalk achteraf aan mijn moeder toevertrouwd, “het heeft alle zelfbeheersing gevergd die ik had, om niet in lachen uit te barsten toen Bruno toch naar voor kwam.” Bruno, die zich stierlijk verveelde tijdens de lessen, had er immers niets beters op gevonden dan de inhoud van zijn pennenzak geheel in zijn kousen weg te steken. Met uitgestreken gezicht heb ik de oplossing aangevuld, en ben ik –ijzig kalm en onder de verpletterende stilte van de even gedisciplineerde klasgenootjes– terug naar mijn plaats gewandeld. “Correct zoals gewoonlijk, meneer Bollaert”, verzuchtte de meester.

Amai da’s straf

Toen ik een jaar of acht-negen was, had ik straf gekregen van de prefect. Totaal onverdiend, dat hoeft niet gezegd. De straf hield in dat ik een blad of twee-drie moest volschrijven met teksten uit het klasreglement, een taak waar ik –en met mij de buurtvriendjes– enorm tegenop zag. Maar hoe ik mijn zaak ook bij mijn moeder bepleitte, zij bleef onvermurwbaar.

“Maar ik heb dit niet verdiend! Ik heb niets gedaan”, schreeuwde ik verbolgen mijn verontwaardiging bij elkaar.

“Dat is dan voor die keer dat ge wél iets gedaan hebt, en dat de meester het niet heeft gezien”, legde mijn moeder uit.

“Maar dat is niet eerlijk”, gaf ik niet op. Ik was toen al redelijk koppig, en er was eenvoudig geen sprake van dat ik die straf zou maken.

“Goed,” vervolgde mijn moeder, “ge kunt kiezen: of ge stopt nu met zagen en ge maakt die straf, of ge maakt erbovenop voor mij nog wat straf bij.”

En tegen zoveel argumentatie kont ge gewoon niet op, dat had ik al geleerd.

Och, ik begrijp dat wel een beetje, zo’n reactie [via]. Maar ik kan mij zeer goed voorstellen dat ik desgevallend net zoals mijn moeder destijds zou reageren. Het leven ís niet (altijd) eerlijk, en ook daar moet ge mee leren omgaan.

Voor de rest ben ik het grotendeels eens met wat Michel schrijft. Ge hebt een vertrouwensrelatie met de school, wat betreft de opvoeding van uw kind. Door een dergelijke reactie hypothekeert ge niet alleen die relatie, maar meteen ook de ganse opvoeding. En dan komt ge pas in de problemen.

oudercontact

Hij was ongebruikelijk geagiteerd tijdens de trompetles. “Maar nee, maar nee, er scheelt echt niks.” Zijn trompet vloog alle richtingen uit, zijn ritmes gingen spoorslags de mist in en de hoge re werd een lage mi. “Als ik binnenkort wat dikker wordt, dan zal dat niet zijn van te veel koekjes te eten”, waarschuwde zijn juffrouw bij ons vertrek. “En binnen twee weken ga ik trouwen.”

Vanmiddag had ik gedurende een goede twee uur koekjes gebakken: chocolate chip cookies, met kokos. Twee uur, want ik heb een kleine oven dus ik moet de koekjes in batches bakken; en met kokos, want dat geeft zo’n extra crunch, vergelijkbaar met eerst de korst op een kokoskoek en nadien diezelfde elasticiteit aan de binnenkant. En nog voor ik hem dat had uitgelegd, was hij tot diezelfde conclusie gekomen –sans de kokos, want dat had hij niet geraden.

Van school naar de kokos naar de trompetles en weer terug naar school voor de oudercontactavond. Binnen en buiten, zoals de vorige keer, maar met praktische afspraken voor zijn takenpakket tijdens ons verblijf in Seattle. In een soort interscolair vergelijkende testen voor het basisonderwijs behaalde hij 100% voor wiskunde en taal, en de leesgroep waarin hij zich bevindt is AV9 AVI 9 (dank u, Hans) –maar dan alleen omdat het niet hoger kan. “Ze hebben geen boeken meer voor mij tijdens de bibliotheekklas”, vertelde hij met grote droefenis reeds bij het begin van het schooljaar.

Half slapend verorberde hij daarnet nog zijn Gobi Gosht, nu droomt hij –zijn Lammie stevig in de armen– van dingen die wij reeds lang zijn vergeten.

geen tijd (i)

“Oh ja,” zei mijn zoon, toen ik hem gisteren van school ging halen, “ik moet nog een gedichtje leren tegen morgen omdat ik het vandaag niet kende.” (Hij blijft wel eerlijk.)

– Ah ja?

“We moesten dat eigenlijk tijdens het weekend leren, maar ik heb gewoon geen tijd gehad.”

– Ah nee?

Natuurlijk niet, papa”, zei hij vol overtuiging. “Zaterdag moesten we zoveel inkopen doen, en zondag moest ik met mama naar toneel en daarna naar het feestje van Simon, en dus was er geen tijd meer voor dat gedichtje.”

– Ah zo. En wat zei de meester daarvan.

“Dat ik het morgen moest kennen, want dat ik het anders zou moeten overschrijven.”

– Wel jongen, het is de eerste en de laatste keer geweest dat ge voor iets geen tijd hebt gehad, denk ik. Ge weet dat ik altijd wil weten –en dat ik het ook vraag– wat je nog allemaal moet doen voor school.

“Ja, maar ik was het vergeten.”

– Uh-huh. Wel, ge kunt nu maar zien dat ge het kunt tegen morgen. Want kijk, anders moogt ge het voor mij ook nog eens overschrijven.

“Maar papa, we moeten nu naar de muziekles, dus ik ga weer geen tijd hebben!” (Wat doe ik die jongen toch aan.)

– Wel, dan neemt ge het mee op de tram, en leer je het onderweg.

“Okee, papa.”

de eerste les

Gisteren heeft Henri zijn eerste muziekles gekregen. Hoewel hij het niet helemaal wou toegeven, zag ik dat hij best nerveus was. Op de tram zat hij met de koffer met daarin de trompet op zijn schoot, en keek hij diep in gedachten verzonken voor zich uit.

“Wat moet ik doen als ik dat niet kan, papa?” klonk het wanhopig.

– Je moet ervan uitgaan dat je het niet kunt, jongen. We gaan naar de muziekschool omdat je het daar gaat leren. En soms leer je iets snel, soms doe je daar wat langer over. Een beetje zoals de lessen op school.

“Maar op school is zo ‘makkie’.” (Onlangs waren er leestesten, en hij bleek niveau AVI-5 te hebben; in het tweede leerjaar worden ze geacht bij het begin net boven AVI-2 te zitten, en pas op het einde van dat schooljaar AVI-5.)

– Wel, wordt het dan niet tijd dat je eens aan iets minder ‘makkie’ begint?

Tijdens de les zelf was ik zenuwachtiger dan hij. Henri pakt de meeste zaken met een soort je-m’en-foutisme aan –hoewel hij initieel zeer bedeesd is. Het nadeel daaraan is dat hij er nogal snel van uitgaat dat hij iets kan, maar het groot voordeel is dat hij dan ook durft verder te gaan.

De trompet kwam er nog niet echt aan te pas. Op het einde heeft hij twee noten mogen blazen, maar daarvoor waren het vooral oefeningen op ademhalingstechnieken. Inademen vanuit de buik, uitblazen zonder de wangen te bollen, dan hetzelfde met een ballon, met het mondstuk, en dan langzaam en lang blazen tegen een lint. En ‘zoemen’: de lippen laten trillen alsof hij trompet speelt; met en zonder mondstuk. En dat mag hij nu oefenen tot volgende week.

in spe

Gisterenavond hebben we Henri ingeschreven in de muziekschool. Op aanraden van een aantal mensen hebben we geopteerd voor de VEM. De kinderen krijgen er individueel les, en starten niet met klassieke notenleer, maar leren noten samen met het instrument kennen.

De laatste jaren wordt Henri door de grootouders ‘verwend’ met muziekinstrumenten, waardoor naast het gebruikelijke –vooral voor de ouders irritante– ‘slagwerk’, zijn collectie verder ook een gitaar, een klarinet, en een trompet omvat. Op geen van die instrumenten kan hij spelen, ttz hij krijg uit alles wel geluid (zelfs uit de trompet) maar de techniek die hij voor die productie toepast is even arbitrair als de tonen die hij dan voortbrengt.

Dus heb ik hem een paar maand geleden verboden nog op die instrumenten te spelen. Een goede zet, zo bleek gisteren, want een verkeerde gewoonte is er maar moeilijk uit te krijgen.

Vanaf volgende donderdag gaan we samen naar de les, hij om actief te participeren, ik als (meer dan) geïntereseerde ouder. Zijn instrument mocht hij –net zoals het feit muzieklessen te volgen– zelf kiezen, al wisten wij al lang dat hij voor trompet zou opteren.

(Om ’te vieren’ hebben we hem gisteren na zijn inschrijving meegenomen naar de Martino –niet zo’n verstandige beslising, want daardoor is het voor hem veel te laat geworden op een weekdag. Overigens, voor wie van BV-spotting houdt: we troffen in de Martino het —arguably— meest bekende Sp.a kopstuk aan een tafeltje. Al zijn we daar zoals het hoort zeer discreet over gebleven.)

schoolfactuur

Naar aanleiding van Een schoolfactuur van 205 tot 1.287 euro per jaar (Guy Fransen in DS 20/06/2006) wou ik wel eens zien hoeveel wij jaarlijks mogen ophoesten om Henri naar school te sturen (en dan heb ik het enkel over de schoolfacturen, niet over bijvoorbeeld de uniformblauwe kledij).

Het artikel voorspelt het als volgt:

De eerste kleuterklas kost gemiddeld 205 euro per jaar, het eerste studiejaar is goed voor 389 euro. Het laatste jaar in het secundair onderwijs kost 1.265 euro. De kosten stijgen jaarlijks forser dan de index.

Van september tot juni bedroegen de rekeningen, waarin telkens middagmaal en (de weinige: tot 17u) naschoolse opvang zit verrekend, in totaal zo’n dikke 600 EUR. Voeg daar nog eens 90 EUR aan toe voor de zeeklas; een abonnement op Leesleeuw; en de bijdragen in allerhande (pseudo-)verplichte acties (Sport op School, Damiaanactie, etc).

En ik zie dat Stevenn zich ook aan vergelijkbare rekensommen heeft gewaagd. Volgend schooljaar sturen we Henri waarschijnlijk naar de muziekschool (op eigen verzoek). In de VEM werken ze met drie periodes; voor de eerste twee wordt telkens 245 EUR lesgeld gevraagd, voor de derde 120 EUR.

(En dan kunnen wij voor de opvang op woensdag en vrijdag nog rekenen op de (groot)ouders.)