The Real McCoy

Ik had het geluk, maandagavond, om de 24 te zien voorrijden net toen ik het Sint-Pietersstation buitenstapte. Vroeger, voor de mensen die niet van Gent zijn, reed de 4 een cirkeltje rond het Maria Hendrikaplein voor het station, maar sinds de tramlijnen helemaal overhoop zijn gehaald voor de werken aan (de) PaGas, is die rol overgenomen door de 24. Een troep belhamels had het tramperron ingepalmd, en bezette vrolijk het achtersteven van de tram (waar ook ik bleef hangen, want ik moest er al twee haltes verder af). De vrolijkheid van de jeugd was gecatalyseerd door een hoeveelheid alcohol –verse blikjes openden zich unisono even voor de tram vertrok. Minder blijdschap evenwel voor een dertiger zich een weg door de olijke jongeren baande, en met veel misbaar een gelukzalig glimlachende jongen van voor het ticketontwaardingsapparaat duwde. “Dwaze zattekloot”, mompelde hij, en hij keek afgunstig naar de grote fles Johnny Walker die de ronde deed en in colaflessen werd bijgegoten.

“Ge zult wel moeten opletten,” waarschuwde ik de jongeman die, met de whiskeyfles in de hand, tegen de deuren van de tram stond geleund, “of ge gaat eruit vallen als ik op het knopke duw.”

“Oei, dankuwel,” antwoorde hij, “ik dacht dat ze langs de andere kant open gingen.” Niet eens een noodzakelijk door drank ingegeven redenering, want aan het station gaan ze inderdaad langs de andere kant van de tram open. “Ne goeien avond hé meneer, en bedankt voor de waarschuwing”, riep hij nog.

Eerder die avond zat ik in de AB voor het concert van het McCoy Tyner Trio (feat. José James en Chris Potter) voor die Contemporary Exploration of John Coltrane en Johnny Hartman die ik al kort had aangehaald. Ik zat er naast Bart Cornand, een enthousiast applaudisseur overigens, en zag er nog de helft van de Vlaemsche jazzscène passeren (behalve Frederik, want die was naar Kuifje gaan kijken –wij gaan zondag). Die zaten daar allemaal (mijzelf incluis) met een gigantische verwachting voor wat komen zou. De line-up was op zijn minst interessant te noemen: pianist McCoy Tyner omschreef zichzelf als een belangrijke invloed op de evolutie van John Coltrane; de bariton van José James raakte bekend door de gesmaakte samenwerking met Jeff Neve (For All We Know en nadien ook Facing East: The Music of John Coltrane); en ten slotte saxofonist Chris Potter in de rol van Coltrane himself. Nee we vergeten niet bassist Gerald Cannon en al evenmin drummer Joe Farnsworth, die beide vrolijk stonden mee te grappen –Farnsworth speelde fantastisch.

Het concert begon met drie instrumentale nummers. Het opende met een wervelend Fly With The Wind, gevolgd door Ballad for Aisha en vervolgens Moment’s Notice. Chris Potter speelde met zijn gewone virtuositeit, zeer bedreven maar niet geheel beklijvend –zijn muzikale klemtonen kunnen mij veel minder in de muziek betrekken dan (tsja) Coltrane die hij moest vertolken. Het zal wel een persoonlijke voorkeur zijn. Potter klinkt –en klonk die avond ook– het best als hij zijn eigen idoom meer op de voorgrond kan laten komen. José James mocht een viertal Hartman nummers brengen. Tyner deed als hij James’ naam niet kende –een routine die hij al de ganse toer volhoudt. James wisselde nummer na nummer de partituur voor Tyner, een charmant detail. De klankkleur van James’ stem ligt soms verbazingwekkend dicht bij die van Hartman, zo viel mij op toen ik op de terugweg nogmaals naar John Coltrane and Johnny Hartman luisterde.

Heel uitgekiend aan dit concert was de afwisseling tussen instrumentaal en vocaal –het hoogtepunt daarin vult u geheel naar eigen voorkeur in. Met In A Mellow Tone en African Village mocht McCoy Tyner zich nog eens uitleven, en hoewel het publiek behoorlijk enthousiast (én hoopvol) was, kwam er geen encore meer.