het gezelschap (vi)

Isabelle is terug. (Als ik het goed begrepen heb, moet de audit morgen afgewerkt zijn, en krijg ik maandag Bea terug in ‘mijn’ bureel.) Nog geen kwartier nadat Fabien was toegekomen, had Isabelle haar intrede gedaan. Ik was net bij IT (een probleem met Groupwise), en toen ik terugkwam hoorde ik haar al murmelen.

“Mais non, mais quel con.”

Toen ze me zag beantwoordde ze mijn begroeting met veel tegenzin: “ah, oui, bonjour”, waarop ze ongestoord verder ging. “Mais il me fait chier”, gevolgd door “mais qu’est-ce qu’il m’arrive là”, ondersteund door onverstaanbaar gemompel en langgerekte zuchten. Een bibberende Fabien stapelde een warboel fotokopies op haar bureau.

“Ghô mais non, mais qu’est-ce que c’est ça encore.”

Fabien verdween. Twee niesbuien en vier zakdoeken laten bracht hij nóg meer documenten bij haar. Zijn GSM rinkelde (Pump and Circumstances). Haar GSM rinkelde (die Walküre). Beide verdwenen in druk getater, om gedecideerd en enigszins verbolgen het toestel uit te drukken. Hij een fractie van een seconde later dan zij, maar te laat om een afkeurende blik van haar te vermijden.

Hij bekeek zijn schoenen, terwijl zij hem nadrukkelijk fezelend de les spelde, daarbij druk gesticulerend waardoor een deel van de stapel documenten zijn schoenen en de vloer op vloog. Fabien verontschuldigde zich fluisterend en begon de documenten te ruimen. “Ah mais non, va t’en”, kon ik nog net opmaken voor Fabien zich voor de zoveelste keer uit de voeten maakte.

Dat was ongeveer een uur geleden. Zonet kwam ik terug van de keuken, en Fabien was terug. Hij stond over Isabelle gebogen, en hield achter zijn rug een fnac-zak verborgen. Toen ik binnenkwam keken ze allebei geschrokken op. Isabelle werd knalrood, en Fabien keek dermate gestoord mijn richting uit, dat ik me snel op de gang terugtrok terwijl ik met veel nadruk mijn GSM naar mijn oor bracht.

Het is hier plots veel rustiger geworden.

het gezelschap (v)

Fabien is ziek. Als hij om 9 uur op het werk toekomt, zucht hij zijn carnassière op zijn tafel en zwiert zijn mantel op een stoel, waarna hij in een niesbui uitbarst. Hij diept achtereenvolgens keelpastilles, hoestsiroop, een doos zakdoeken en een tube inotiol uit zijn tas, waarna hij zijn neus snuit alsof er geen einde aan komt. Vier vellen zakdoeken uit de doos moeten eraan geloven.

Hij niest opnieuw wanneer hij de gang oploopt, en ik hoor hem verderop opnieuw zijn neus snuiten (vermoedelijk zitten zijn zakken volgestouwd met pakjes zakdoeken). Wanneer hij terugkomt, houdt hij een tas lauw water voor zich uit, waarin hij twee theezaktjes hangt die hij samen met een pot honing uit zijn tas tevoorschijn haalt. Hij zucht, snelt opnieuw de gang op, met meer energie dan je zou vermoeden, niest nog een paar keer, en komt terug het bureau ingelopen met een lepel waarmee hij drie ruime porties honing in zijn tas schept.

Vervolgens haalt hij een citroen uit de schoudertas –die hij ondertussen op de grond heeft geplaatst en waardoor hij zich dus moet bukken, wat opnieuw een niessalvo ontlokt. Hij kijkt even vertwijfeld rond, komt weer recht, en begeeft zich opnieuw naar de keuken. Wanneer hij ditmaal terugkomt, draagt hij een schoteltje met daarop een netjes gehalveerde citroen mee.

De lucht in de kantoorruimte wordt overladen met een citrusgeur als hij de eerste helft volledig in zijn tas uitknijpt. Hij vist twee-drie pitten uit de tas, roert nog eens vigoureus, en drink ze in één teug leeg. Drie pitten, die naar de bodem van de tas waren gezonken, spuwt hij rechtstreeks in de vuilbak. Tak-tak-tak. (Isabelle had dit hoogst waarschijnlijk niet op prijs gesteld.)

Het hele gedoe herhaalt zich, al komt hij deze keer terug met een tas waaruit een dikke waterdamp stijgt, en geeft hij zijn brouwsel de tijd om af te koelen. Onderwijl blijven de niesbuien en snuitconcerten zonder matiging doorgaan. Wanneer ik even de kamer uit moet, zie ik dat zijn doos zakdoeken reeds danig is geslonken en dat voorzeker de helft van de inhoud verfrommeld in zijn vuilbak is gegooid.

Hoewel het buiten nog relatief koud is en de verwarming maar half werkt, zit ik al de ganse dag met het raam op een ruime kier geopend. Ik hoop voor Fabien dat hij me niet ziek heeft gemaakt.

het gezelschap (iv)

Isabelle, het vrouwelijke deel van het auditeursduo, heb ik na twee visites niet meer teruggezien. Het kan zijn dat de zwangerschap haar hormonenspiegel helemaal om zeep heeft geholpen, want ik hoor Fabien, het mannelijke deel, nog vaak ootmoedig antwoorden in zijn GSM. De situatie moet hem niet vreemd zijn, want bij het minste belgerinkel krimpt hij spasmodisch in elkaar. Je reinste Pavlov.

De tweede (en dus laatste) keer dat ik Isabelle zag had ik net mijn ring in mijn tas thee laten vallen –ik speel graag met die ring wanneer ik probeer na te denken. Geen van beiden had van het incident iets gemerkt, en ik besloot dan ook niet te proberen de ring met mijn vingers uit de tas te vissen. Alleen keek Isabelle gestoord op, telkens ik een slok van mijn tas nam en de ring daardoor tegen de wand van de beker rinkelde. Voor de rest negeerde ze mij volkomen.

Met de laatste slok thee gleed de ring tot tegen mijn lippen, van waartussen ik hem vervolgens tevoorschijn haalde om opnieuw aan mijn vinger te schuiven. Isabelle verslikte zich. Ze had mij –zonder merkbare onderbreking– de tas zien neerzetten en de ring uit mijn mond zien halen. Fabien had helemaal niets door, en zocht al ijverig naar een doekje om het water op te deppen dat Isabelle in ontzetting over hun documenten had geproest.

Nog geen half uur later was ze verdwenen.

het gezelschap (iii)

Bea is weg. Tenminste van deze verdieping. Gisteren werd ze met zachte dwang verhuisd van mijn bureel naar het cybercafé op de negende verdieping. Het cybercafé is een collectie van acht computers, alle met flatscreen op een swivel-arm en voorzien van Windows XP. Het zijn de enige XP machines in het bedrijf.

Haar bureau werd eerst op de gang geplaatst, waarna er een tweede, nieuw bureau, dat naadloos bij het mijne aansluit, het bureel binnengebracht. Het werd ruggelings tegen het mijne geplaatst, en op de scheidingslijn voorzien van een paneel, waarop desgewenst boodschappen kunnen worden geprikt. Eenmaal geïnstalleerd, werd Bea’s bureau terug de kamer ingedragen, en zijdelings tegen het nieuwe bureau geplaatst. Zonder wand of paneel.

Tegen de middag kreeg ik nieuw gezelschap. Een man en een vrouw, ongetwijfeld duur betaalde consultants, zullen de komende dagen een audit doen van onze organisatie. Ze komen uit het Franstalige landsgedeelte, en kunnen zich nog wel matig uit de slag trekken met Engels, maar Nederlands zit er niet. De vrouw is een bitch.

De man is nog in training, want hij loopt gedwee achter haar aan, en volgt gelaten de instructies op die ze hem oplegt. “Oui” en “vous” zijn de twee woorden die hij het meeste gebruikt. “Non” en “mais” zijn de twee woorden die zij het vaakst gebruikt.

Ze had hem gewaarschuwd. Ze is zwanger, iets meer dan twee maand ver, en haar hormonen nemen naar eigen zeggen zo langzamerhand haar leven over. Ze staat scherp, zegt ze.

Die scherpte uit zich in de manier waarop ze hem toesnauwt en de zware classeurs amechtig op haar bureaublad laat vallen, de nauwelijks onderdrukte geeuwen die haar ontsnappen, en haar voortdurend gezucht. Daarnet heeft ze iets gezegd wat blijkbaar zeer beschamend was, want de man slaakte een kleine kreet, en keek verbouwereerd mijn richting uit. Ik had van hun conversatie niets gemerkt.

het gezelschap (ii)

Bea verblijft in het appartement van het bedrijf. Dat is hier vlak om de hoek, en daar durft ze tussen de middag wel eens naartoe verdwijnen. Het appartement werd ooit aangekocht om er ‘prominente’ gasten te laten verblijven, of anders om iemand van het upper management een slaapplaats te bezorgen wanneer het weer eens laat wordt. Ik ben er nog nooit geweest.

Er zijn zeven kamers, zo vertelt Bea mij. Twee slaapkamers, een keuken, een living, een badkamer, een toilet, en een bureau. Het bureau hoort eigenlijk een beetje bij de living, maar kan door een dubbele deur afgescheiden worden.

Gisterennacht heeft ze daar bezoek gekregen. Ergens rond een half twee ’s nachts werd ze uit haar slaap gewekt. Een afgevaardigde van een Noordafrikaans land had tijdens het afscheidsdiner van de assemblee aan iemand de sleutel weten te ontfustelen. Hij was hier slechts voor twee dagen, en had het niet nodig gevonden een hotel te reserveren omdat hij toch altijd van het appartement gebruik kan maken. De sleutelbewaarder was even vergeten dat we een stagiaire hadden.

Het misverstand werd vlug uitgeklaard, en gezien er toch twee slaapkamers zijn, mocht de man blijven overnachten. Al heeft ze wel haar slaapkamerdeur op slot gedaan. Vanochtend heeft ze hem niet meer gezien, maar van achter zijn deur kwam een stevig gesnurk. Haar slaapkamer heeft ze opnieuw afgesloten, en straks gaat ze, samen met haar stagebegeleider, even poolshoogte nemen.

het gezelschap (i)

Vorige week werd een tafel tegen de rug van mijn bureau geplaatst. Een helwit vlak, waarop keurig een wit toetsenbord, een witte muis en witte flatscreen monitor werden geplaatst. De bijhorende witte computer werd op de grond geplaatst.

“Vanaf dinsdag krijg je gezelschap”, werd mij breed grijnzend meegedeeld.

Kon het zijn? Werd ik uit het verdomhoekje gehaald, of werd er hooguit iemand bijgeplaatst? Gisteren kreeg ik zowat het ganse bedrijf over het vloer, net zoals toen ik dit bureau voor het eerst betrok. Ze vergaapten zich deze keer niet aan mij, tenminste niet rechtstreeks, maar zagen reeds mijn denkbeeldige gezelschap achter de computer aan het werk. Iedereen was mee met het grapje, behalve ik.

Ook vanochtend ging het nog even door, hoewel we allemaal moesten wachten tot zo’n halfuurtje geleden, toen mijn gezelschap zich aandiende. Bea was rechtstreeks met de trein uit Stuttgart gearriveerd. Ze was vanochtend om zes uur vertrokken, en had maar net de tijd gehad om haar bagage in het bedrijfsappartement achter te laten, voor ze aan mijn deur klopte.