>> aan de heer Dehaene, minister 26.3.1991 Zeer geachte minister, Woensdagavond 13 februari nam ik de trein Berchem-Brugge. Ik moest in Brugge, in de reeks Saint-Amour-avonden, poezie lezen. Het had gesneeuwd, zodat ik de trein verkoos boven de auto. Ik ben echter geen geregeld treinreiziger: ik vraag dus een ticket Brugge heen en weer, en krijg dat ook. Op de terugreis 's anderendaags is er controle, niet door een controleur, maar door drie bullebakken in burger. Mijn ticket bleek niet alleen niet in orde, ik werd behandeld als een doelbewuste fraudeur, mijn identiteitskaart werd afgepakt en pogingen tot uitleg mijnerzijds werden genegeerd. Ik dacht: daarvoor moet je met z'n drieen zijn, om samen zo lomp en dom te zijn. Ik heb nog altijd spijt dat ik hun vraag naar mijn identiteitskaart niet beantwoord heb met mijn vraag naar de hunne. Dan had ik bij dezen kunnen melden wie er met staatsloon, en namens het ministerie van Verkeer, openbare anti-reclame bedrijft tegen het openbaar vervoer. Ik dacht nog iets anders. Ik was een boekje aan het lezen van Eduardo Galeano, waarin nogal wat Latijns-Amerikaanse politiegebruiken worden gehekeld. Ik dacht dat ik ineens, ongewild, helemaal in Latijns-Amerika was terechtgekomen. Zo meeslepend kan een boek toch nooit bedoeld zijn. Wat blijkt achteraf? Ik had aan het loket in Berchem duidelijk moeten maken dat mijn retour-reis pas 's anderendaags zou plaatshebben. Dan had ik een anderssoortig, wel geldig retourticket gekregen. Dat wist ik niet, in de tijd dat ik dagelijks naar Brussel spoorde, was een retour 48 uur geldig. In elk geval vind ik dat de fout ligt bij de lokettist: als iemand om +/- 19.00 uur een retour naar Brugge vraagt, ligt het voor de hand dat hij niet nog dezelfde avond, met een trein van twee uur later, terugkeert. Of gaat zo'n lokettist ervan uit dat ik even heen en weer reis om in Brugge te gaan pissen omdat ik thuis geen wc heb? Het vervolg van het verhaal is echter dat ik een maand later een boete krijg van 1.325 f. Deze som omvat de prijs van de reis, 325 f, die ik betaald had - zij het dat men me daar het verkeerde ticket voor leverde - en een forfaittaire toeslag van 1000 f. Als daaraan niet binnen de vijf werkdagen wordt voldaan, komt daar nog eens 1000 f bovenop. De conclusie van de brief gaat er bovendien nog maar eens van uit dat ik een misdadiger ben: 'Wij hopen dat hogervermelde feiten een toeval waren en dat er geen herhaling zal volgen.' Feiten : het lijkt wel een zedendelict. Ik stuur u de hele rimram terug. Ik denk niet dat ik betaal. Ik laat mij eigenlijk liever voor de Politierechtbank dagen, zoals het dreigement luidt. Als er al fouten gemaakt zijn, zijn er dat drie: een lokettist heeft mij in de drukte van de avondspits een verkeerd ticket verkocht; drie trein-cia-ers zijn er, onder het motto 'samen dom', zonder oor te willen hebben voor enige verklaring, vanuit gegaan dat ik een moedwillig fraudeur was; en ikzelf ben ervan uitgegaan dat het openbaar vervoer een klant-vriendelijk bedrijf was. Maar ik geef toe: die laatste fout zal wel de grootste zijn geweest. Met hoogachting, Herman de Coninck PS Ik heb een, al zeg ik het zelf, aardige column in De Morgen . Ik acht het niet uitgesloten dat ik deze brief daarin afdruk. (Jean-Luc Dehaene was destijds minister van Verkeer.)