storm zoekt glas water

Door omstandigheden heb ik pas vandaag De Morgen van gisteren kunnen lezen. Voorgaande zin enkel om het niveau te demonstreren van de onmiskenbare teneur van de jazzbesprekingen in voornoemde krant over Jazz Middelheim. Want het valt op: zowel Hugo Camps (in zijn column eergisteren), als Didier Wijnants (in zijn bespreking van dag 1 en over de ultieme jazzstandard gisteren) hebben hun VRTpen met vitriool gevuld. Beweren dat ze bij De Morgen een eitje te pellen hebben met de VRT zou waarschijnlijk te ver gaan, maar het stormt precies toch een beetje in het glas.

Niet dat Wijnants geheel ongelijk heeft. Reeves was (veel) beter bij de opening van het BNRF in 2006, net zoals Tania Maria –die zowel op BNRF als op Middelheim eigenlijk verkeerd geprogrammeerd stond– eergisteren in Antwerpen stukken beter was dan op datzelfde BNRF, editie 2006. En ja, het is schrijnend om zien dat de sponsorplaatsen niet opgevuld worden, en de echte jazzfans daardoor soms in de kou moeten blijven staan. Maar geldt dat niet voor elk cultureel evenement? Recent nog eens de première van een opera bijgewoond? En ook de pers volgt niet elke uitnodiging even getrouw op.

Het botst overigens grappig tussen Camp en Wijnants. Eerstgenoemde betreurt de (vermeende) beperkte interesse voor jazz (“Wie bekeert het jonge geweld tot Jazz Middelheim?”), terwijl Wijnants zonder schroom de elitaire kaart uitspeelt (“En ze lijkt weer meer chanteuse van popdeuntjes te willen worden, eerder dan een jazzdiva die haar noten en lettergrepen in de lucht beitelt.” –over Reeves). Maar allebei hangen ze principieel hetzelfde conservatisme aan: het sacrale, of zelfs intellectualistische, aspect van de jazz (“Maar ik blijf zeggen: liever jazzdag dan moederdag.” –Camps).

“Misschien woedt diep in de ziel van elke muziekliefhebber toch ook nog een beetje een loopgravenoorlog”, schrijft Wijnants. “De echte liefhebber vindt dat er over smaken en kleuren wel degelijk gediscussieerd moet worden.” Myriam Alters composities als ‘flinterdun’ omschrijven is dan ook zijn goed recht, al had hij misschien beter gewoon vermeld dat de combinatie klassiek en jazz gewoon zijn ding niet is –net zoals de free jazz van pakweg Mâäk’s Spirit mijn ding niet is. Maar hopelijk kunnen we die loopgravenoorlog proper voeren, en laat het mosterdgas liever thuis. Dan kunnen de liefhebbers elkaar met open vizier tegemoet treden.

(Update: ik heb ondertussen ook de weekendkrant gelezen. Wijnants bevestigt daarin mijn vermoeden. Hoewel zijn oordeel al genuanceerder is, is het pas goed voor de recensent als er experimenteel-moeilijke jazz gebracht wordt. “Misschien een iets te taaie brok voor sommige bezoekers, maar het was een verademing, dat uurtje alle remmen los.” –over Mâäk’s Spirit)