geen tijd (ii)

Terwijl de madam gisteren thuis is gebleven om (o.a.) alle cadeautjes uit te pakken die ze de avond ervoor had gekregen –ik mocht overigens te voet naar huis van ’t Pand want er was geen plaats meer voor mij in de wagen van de schoonfamile naast al die cadeaus– nam Henri –onder het supporterend oog van zijn moeder– deel aan een interscolaire veldloop, aan het eind waarvan hij mocht plaatsnemen op het schavot om de bronzen medaille in ontvangst te nemen.

(Ik ga voor één zin per paragraaf vandaag.)

Naast de muziekles mag ik straks ook nog –letterlijk– meedraven op training met de zoon. En dan mag ik gelijk Steven alvast beginnen oefenen om hem (Henri) nog te kunnen bijhouden.

Simon, een van zijn vrienden, was als eerste over de meet gekomen. “En ik was zo trots op Simon”, vertelde hij. “Ik had nog gezegd bij het begin: mannen, we moeten zien dat we het hier goed doen hé! En kijk, het podium was bijna helemaal van Sint-Pieters.”