tomeloos

Blinde bewondering hebben voor, of gedweept hebben met, bepaalde mensen, heb ik eigenlijk nooit gedaan. Ik ben altijd behoorlijk zot geweest van de Beatles (en ik heb nog steeds geen enkele popgroep gevonden die zelfs maar kniehoog komt), maar niet in die mate dat mijn kamer vol posters hing (er was er niet één). Michael Nyman is/was nog zo iemand, en hoewel ik al zijn platen heb (insert Urbanus lol here) –net zoals die van de Beatles (al zijn het daar letterlijk platen –LPs, vinyl– en bij Nyman cds)– ben ik kritisch genoeg om te zien dat bijvoorbeeld Nyman veel, erm… herbruikt. En toen ik hem (een paar keer) ontmoet heb, wist ik met moeite wat ik in godsnaam tegen de man moest zeggen. In dat opzicht volg ik Peter Greenaway, die stelde: I really, sincerely believe that one should trust the work, and not the author. (Wat overigens ook mijn houding is t.o.v. pakweg diploma’s e.d.)

Soit. Er is momenteel één iemand waar ik een tomeloze bewondering voor heb, en ik heb het daar behoorlijk moeilijk mee. Wat als die bewondering mijn objectiviteit in de weg komt te staan? Wat als ik plots i.p.v. een kritische etter een waarderend watje word? En kan zo’n bewondering wel blijven duren?

Dit heeft overigens niets te maken met vriendschappen of appreciatie. Er zijn een heleboel mensen die ik best naar waarde weet te schatten, en wiens aanwezigheid ik meer dan op prijs stel (en dat hopelijk bij wijlen ook laat blijken). Nee, dit is op het randje van het aanbidden af, een adoratie, of zoals een religie, en net dat laatste wil ik vermijden. (Religie is slecht, zo heeft de geschiedenis al meermaals aangetoond.)

Maar goed, zoals steeds laat ik het maar gewoon op me afkomen –en bewaar ik gedwongen dat kleine beetje afstand. Ondertussen dweep ik lekker verder. Want eigenlijk is dat wel aangenaam, zo iemand om naar op te kijken.